Nieuws
Perscommuniqués
Colloquium
Laatste 5 gegevensbanken
Publicaties
Om de transparantie en informatieverstrekking te bevorderen, publiceert het FPB regelmatig de methoden en resultaten van zijn werkzaamheden. De publicaties verschijnen in verschillende reeksen, zoals de Vooruitzichten, de Working Papers en de Planning Papers. Sommige rapporten kunnen ook hier geraadpleegd worden, evenals de nieuwsbrieven van de Short Term Update die tot 2015 werden gepubliceerd. U kunt op thema, publicatietype, auteur en jaar zoeken.
In deze paper wordt de Armington-elasticiteit voor België geschat op verschillende (des)aggregatieniveaus. Op een zeer gedesaggregeerd niveau, dat ongeveer 4 500 GS-producten omvat, varieert de waarde van de elasticiteit tussen 1,12 en 70,69. Voor CPA-productgroepen varieert de waarde van de elasticiteit van 2,40 tot 16,63. De overeenkomstige waarde van de geaggregeerde elasticiteit varieert van 1,98 tot 2,48.
Working Papers - Working Paper 12-24 (en),
De toegevoegde waarde, werkgelegenheid en investeringen van diensten van algemeen belang in de EU27 worden geschat voor het jaar 2021.
Rapporten - REP_SGIS_13006 (en),
Deze publicatie presenteert de kwantitatieve en kwalitatieve resultaten van de enquête over de administratieve lasten van Belgische ondernemingen en zelfstandigen in 2022.
Working Papers - Working Paper 09-24 (fr), (nl),
In het kader van de ‘doorrekening van de verkiezingsprogramma’s 2024' zal het dynamisch stochastisch algemeen-evenwichtsmodel QUEST III R&D gebruikt worden om de effecten op lange termijn te simuleren van structurele en (para-)fiscale maatregelen die door de politieke partijen worden voorgesteld. Dit document geeft een samenvatting van de kenmerken van het model, presenteert de structuur ervan en de belangrijkste transmissiemechanismen en beperkingen. Vervolgens wordt de werking van het model geïllustreerd aan de hand van vijf gestileerde structurele en (para-)fiscale hervormingen.
Working Papers - DC2024_WP_05 (fr), (nl),
Traditioneel wordt de verantwoordelijkheid voor de CO2 die tijdens de productie van goederen en diensten wordt uitgestoten, toegewezen aan het land waar de productie plaatsvindt. De koolstofvoetafdruk is een alternatieve maatstaf van deze verantwoordelijkheid, waarbij de emissies worden toegewezen aan het land waar de goederen en diensten worden geconsumeerd. Dit artikel presenteert berekeningen van de koolstofvoetafdruk van huishoudens voor de drie Belgische gewesten, opgesplitst volgens consumptiedomein. De resultaten tonen aan dat de aandelen van de consumptiedomeinen in het totaal niet zo verschillend zijn in de drie gewesten. De verschillen in koolstofvoetafdruk per inwoner zijn dus minder het gevolg van uiteenlopende consumptieprofielen maar eerder van verschillen in uitgaven en energiemix.
Artikels - Article 018 (fr), (nl),
Recente ontwikkelingen op het vlak van Kunstmatige Intelligentie (KI) lijken te wijzen op een mogelijk grote economische impact in de toekomst. De impact zou zowel positief kunnen zijn, door het opkrikken van de structureel dalende productiviteitsgroei, als negatief, door het verdwijnen van jobs of toenemende dominantie van een beperkt aantal zeer grote ondernemingen. Uit de eerste resultaten van het AI Diffuse project van de OESO, waaraan België, samen met negen andere landen, deelneemt, blijkt dat het gebruik – en zeker de eigen ontwikkeling van KI – bij ondernemingen nog vrij beperkt is. In België is die wel relatief hoog in vergelijking met andere landen. Er zijn voorlopig weinig aanwijzingen van een positieve impact van KI op de productiviteit van ondernemingen, mogelijk door de recente introductie ervan. Van de tien deelnemende landen heeft België wel het sterkst positieve verband tussen KI en productiviteit. Dit verband is, in tegenstelling met bijna alle andere landen, robuust, ook als er gecontroleerd wordt voor relevante bedrijfskarakteristieken en complementaire investeringen in informatie- en communicatietechnologie (ICT).
Artikels - Article 016 (fr), (nl),
Dit artikel stelt schattingen voor van de mark-ups in verschillende bedrijfstakken binnen de Belgische marktsector over de periodes 1997-2008 en 2009-2020. De mark-up laat toe om de intensiteit van de concurrentie in een sector te evalueren: des te hoger deze maatstaf, des te zwakker de concurrentie, en bijgevolg, des te meer mogelijkheden voor ondernemingen om economische winst te maken ten nadele van de consument. Onze resultaten tonen dat de concurrentie gemiddeld zwakker is in de diensten dan in de maakindustrie (of verwerkende nijverheid). Binnen de maakindustrie zijn er weinig verschillen tussen sectoren en doorheen de tijd, al laat de farmaceutische industrie een relatief hoge mark-up optekenen. Binnen de diensten is er meer variatie. In drie sectoren – financiële activiteiten & verzekeringen, productie & distributie van elektriciteit & gas en telecommunicatie – wordt recentelijk een hoge mark-up geobserveerd als gevolg van een sterke stijging.
Artikels - Article 015 (fr), (nl),
Regionale subsidies en sommige belastingvoordelen moedigen bedrijven aan om hun investeringen in onderzoek en ontwikkeling (O&O) te verhogen. Sommige via de vennootschapsbelasting verleende voordelen lijken weinig doeltreffend of leiden zelfs tot verdringing van de eigen uitgaven van bedrijven. Deze belastingvoordelen maken het leeuwendeel uit van de snel stijgende budgettaire kosten van overheidssteun voor O&O van bedrijven. De efficiëntie van belastingvoordelen voor O&O kan worden verhoogd door een plafond in te voeren voor het totale bedrag aan overheidssteun dat bedrijven kunnen ontvangen, zoals ook blijkt uit internationaal onderzoek.
Rapporten - REP_12721 (en),
Uit een nieuwe evaluatie van overheidssteun voor O&O in België blijkt dat de subsidies door de drie gewesten en de federale gedeeltelijke vrijstelling van bedrijfsvoorheffing voor onderzoekers wellicht geholpen hebben bij het optrekken van de O&O-uitgaven in België. De resultaten zijn minder positief voor een aantal voordelen die de federale overheid toekent via de vennootschapsbelasting. Aangezien deze belastingvoordelen het leeuwendeel uitmaken van de snel stijgende budgettaire kosten van overheidssteun voor O&O, zou de efficiëntie van de overheidssteun kunnen worden verhoogd.
Artikels - Article 014 (fr), (nl),
Op vraag van de ministerraad en in samenwerking met de Dienst voor Administratieve Vereenvoudiging (DAV) voert het Federaal Planbureau een raming uit van de administratieve lasten die wegen op de ondernemingen en de zelfstandigen in België. Die raming is gebaseerd op een enquête bij een representatieve steekproef van ondernemingen en zelfstandigen. Naast het kwantitatieve deel bevat de enquête ook een belangrijk kwalitatief luik waarin de mening van de ondernemingen en zelfstandigen over de problematiek van de administratieve lasten aan bod komt. Deze Planning Paper toont de resultaten die betrekking hebben op de administratieve lasten voor het jaar 2020.
Afgesloten reeksen - Planning paper 118 (fr), (nl),
Wat ondersteunt de groei van de arbeidsproductiviteit in België? De gegevens van de EUKLEMS-databank van het Federaal Planbureau geven hierop een antwoord.
Fact Sheets - Fact Sheet 006 (en), (fr), (nl),
De kapitaalvoorraad, die beschikbaar is in de nationale rekeningen, geeft informatie over de waarde van alle activa in de economie op een bepaald moment. Die voorraad bestaat uit verschillende vaste activa en is het resultaat van de investeringen van de verschillende economische actoren.
Artikels - Article 011 (en), (fr), (nl),
Deze paper beschouwt de evolutie van bedrijfsdynamiek en de mogelijke link met productiviteitsgroei in België. Gegevens over de oprichting van bedrijven, de stopzetting van ondernemingen en de herverdeling binnen een bedrijfstak worden besproken. Data van Belgische bedrijven, over de periode 2003-2017, worden gebruikt voor een decompositie van de productiviteitsgroei. Er zijn duidelijke aanwijzingen voor de substantiële bijdrage van de productiviteitsgroei van start-ups in de eerste jaren na hun oprichting.
Working Papers - Working Paper 05-21 (en),
Het nationaal plan voor herstel en veerkracht geeft aan hoe de Europese dotatie van 5,925 miljard euro in het kader van de gelijknamige faciliteit zal worden aangewend. Het grootste deel van het Belgische plan, nl. 88 %, is rechtstreeks bestemd voor de toename van de kapitaalvoorraad van de Belgische economie, via overheidsinvesteringen en steun voor investeringen in de privésector. Op korte termijn, op het hoogtepunt van het relance-effect van het plan, zou de toename van de economische activiteit 0,2 % bedragen in vergelijking met een scenario zonder plan. Hoewel de impuls tijdelijk is, zijn er langetermijneffecten door de toename van de kapitaalvoorraad van de overheid en de steun voor O&O-activiteiten die de rendabiliteit van de kapitaalvoorraad van de ondernemingen verbeteren en de accumulatie ervan aanmoedigen. Tegen 2040 zou het bbp nog steeds 0,1 % boven het groeitraject zonder plan liggen. Deze raming houdt geen rekening met het hervormingsluik van het plan, noch met de bredere relance-, investerings- en hervormingsplannen die door de gewesten en de federale regering zijn aangekondigd, noch met het effect van buitenlandse plannen op de Belgische economie.
Rapporten - REP 12401 (en), (fr), (nl),
Is het productieproces van de bedrijfstakken die het meest aan O&O doen in België de afgelopen tien jaar gewijzigd? Deze analyse tracht hierop een antwoord te formuleren aan de hand van zowel sectorale gegevens als bedrijfsgegevens.
Working Papers - Working Paper 07-20 (fr), (nl),
In deze studie wordt een raming gemaakt van de werkgelegenheid die direct en indirect gerelateerd is met de uitvoer, aan de hand van een input-outputtabel die heterogeen is naar uitvoer. In die tabel werden de bedrijfstakken van de verwerkende nijverheid opgesplitst naar exportintensiteit van de ondernemingen, om rekening te kunnen houden met verschillen in hun productieprocessen. De resultaten tonen dat in België in 2010 1,32 miljoen banen uitvoer gerelateerd waren, wat neerkomt op 29,5 % van de totale werkgelegenheid.
Working Papers - Working Paper 11-19 (fr),
Deze Working Paper analyseert de concurrentiepositie van de Belgische farmaceutische industrie over de periode 2000-2017. De evolutie van het prijs-/kostenconcurrentievermogen en de niet-kostencompetitiviteit wordt bestudeerd op basis van een vergelijking met onze buurlanden Frankrijk, Nederland en Duitsland, en met Denemarken, Ierland, Slovenië en Zwitserland. De studie analyseert ook een reeks globale factoren en factoren die specifiek zijn voor de farmaceutische industrie en die mogelijk een invloed hebben op het concurrentievermogen.
Working Papers - Working Paper 05-19 (fr),
België heeft zich ertoe verbonden investeringen in onderzoek en ontwikkeling (O&O) te verhogen tot 3% van het bbp tegen 2020. In het kader van deze verbintenis, heeft de federale overheid verschillende fiscale stimulansen ingevoerd ter ondersteuning van O&O door bedrijven. In dit document worden de resultaten van de derde evaluatie van de efficiëntie van deze belastingvoordelen gepresenteerd, met betrekking op de periode 2003-2015.
Working Papers - Working Paper 04-19 (en),
Voor een meer verfijnde analyse van de integratie van het concurrentievermogen en de waardeketens presenteert deze Working Paper een op microgegevens gebaseerde opsplitsing van de bedrijfstakken van de verwerkende nijverheid in de Belgische aanbod- en gebruikstabellen en input-outputtabellen van 2010 in uitvoergerichte industriële ondernemingen en industriële ondernemingen gericht op de binnenlandse markt. Uitvoergerichte ondernemingen worden gedefinieerd als ondernemingen die minstens 25 % van hun omzet exporteren. Uit de analyses op basis van de resulterende uitvoer-heterogene IOT komen verschillen tussen die twee groepen ondernemingen naar voren in termen van inputstructuur en invoergedrag: uitvoergerichte bedrijven vertonen een lagere verhouding tussen toegevoegde waarde en output, en ze voeren verhoudingsgewijs meer in van de intermediaire producten die ze gebruiken. Verder genereert de export van uitvoergerichte bedrijven heel wat toegevoegde waarde in andere Belgische ondernemingen, in het bijzonder in ondernemingen uit de dienstensector. De beleidsimplicatie van deze resultaten is dat het externe concurrentievermogen niet alleen afhankelijk is van uitvoerders, maar ook van ondernemingen die hoofzakelijk de binnenlandse markt bedienen. Om het effect van exportpromotie te maximaliseren in termen van binnenlandse toegevoegde waarde, moet bijgevolg de volledige waardeketen van de uitvoerproductie in rekening worden gebracht.
Working Papers - Working Paper 11-18 (en),
Deze working paper analyseert de economische impact van een hervorming van de gereglementeerde professionele dienstverlening in België aan de hand van simulaties met het DSGE-model QUEST III R&D van de Europese Commissie.
Working Papers - Working Paper 09-18 (en),
Op vraag van de ministerraad en in samenwerking met de Dienst voor Administratieve Vereenvoudiging (DAV) voert het Federaal Planbureau om de twee jaar een raming uit van de administratieve lasten die wegen op de ondernemingen en de zelfstandigen in België. Die raming is gebaseerd op een enquête bij een representatieve steekproef van ondernemingen en zelfstandigen. Naast het kwantitatieve deel bevat de enquête ook een belangrijk kwalitatief luik waarin de mening van de ondernemingen en zelfstandigen over de problematiek van de administratieve lasten aan bod komt. Deze Planning Paper toont de resultaten die betrekking hebben op de administratieve lasten voor het jaar 2016.
Afgesloten reeksen - Planning paper 116 (fr), (nl),
De reorganisatie van productieprocessen tijdens de afgelopen decennia heeft geleid tot een meer doorgedreven internationale arbeidsverdeling en tot delokalisaties van industriële activiteiten en van zakelijke dienstverlening. Hoewel ondernemingen met deze reorganisaties productiviteitswinsten nastreven, geven de ermee verbonden delokalisaties in geïndustrialiseerde landen zoals België aanleiding tot bezorgdheid, in het bijzonder over de werkgelegenheid. In dit artikel worden delokalisaties en de gevolgen ervan voor België geanalyseerd. Het is een FPB-vertaling van een in “Reflets & perspectives de la vie économique” gepubliceerd artikel dat de in het Engels geschreven FPB working papers over delocalisatie (“offshoring”) van de laatste jaren samenvat.
Artikels - Article 20171121
Het rapport beoogt een beeld te geven van de voornaamste determinanten van de economische groei en de productiviteitsontwikkeling in België, in vergelijking met de drie buurlanden en de Verenigde Staten over een lange periode, van 1970 tot 2015. Het bevat ook een gedetailleerde analyse van de recente periode (2000-2015) die de impact toont van de economische en financiële crisis van 2008.
Working Papers - Working Paper 11-17 (en),
De traditionele toewijzing van de verantwoordelijkheid voor de uitstoot van broeikasgassen (BKG) aan het producerende land kan een vertekend beeld opleveren als gevolg van internationale handelsstromen. De invoer van emissie-intensieve producten draagt immers bij aan het verkleinen van de op productie gebaseerde uitstoot van een land. Die vaststelling heeft geleid tot de berekening van koolstofvoetafdrukken, die alle broeikasgassen omvatten die (rechtstreeks en onrechtstreeks) vervat zitten in de producten bestemd voor de finale consumptie van de ingezetenen van een land. Deze Working Paper presenteert ramingen voor de Belgische koolstofvoetafdruk berekend aan de hand van globale multiregionale input-outputtabellen die in overeenstemming zijn gebracht met gedetailleerde Belgische nationale rekeningen. Uit onze berekeningen blijkt dat de Belgische koolstofvoetafdruk aanzienlijk groter is dan de emissies op basis van productie, wat betekent dat België een netto-invoerder is van BKGemissies. Onze resultaten tonen bovendien aan dat overeenstemming met gedetailleerde nationale rekeningen wel degelijk van belang is voor de raming van de koolstofvoetafdruk gebaseerd op MRIO, in het bijzonder voor een kleine open economie zoals België.
Working Papers - Working Paper 10-17 (en),
Deze paper introduceert een nieuw model om rekening te houden met niet-geobserveerde heterogeniteit in empirische modellen. Het model breidt het welbekende « latente klassen model » uit door gebruik te maken van de Johnson familie van verdelingen. Als gevolg van de grote variëteit aan vormen die deze verdelingen kunnen aannemen, legt ze niet de gebruikelijke a priori restricties op betreffende de aard van de gecombineerde verdelingen.
Working Papers - Working Paper 14-17 (en),