Nieuws
Perscommuniqués
Colloquium
Laatste 5 gegevensbanken
Publicaties
Om de transparantie en informatieverstrekking te bevorderen, publiceert het FPB regelmatig de methoden en resultaten van zijn werkzaamheden. De publicaties verschijnen in verschillende reeksen, zoals de Vooruitzichten, de Working Papers en de Planning Papers. Sommige rapporten kunnen ook hier geraadpleegd worden, evenals de nieuwsbrieven van de Short Term Update die tot 2015 werden gepubliceerd. U kunt op thema, publicatietype, auteur en jaar zoeken.
Bovenstaande HTML-versie van het artikel bevat doorgaans niet alle informatie van de PDF-versie. Voor een volledige versie (met grafieken en tabellen), download het artikel in het kader 'PDF & downloads'.
De toekomstige bevolkingsgroei hangt onder meer af van het gemiddeld aantal kinderen per vrouw, dat op zijn beurt het aantal geboorten beïnvloedt. Het gemiddeld aantal kinderen per vrouw neemt al meer dan 10 jaar af, van 1,86 kinderen per vrouw in 2008 naar 1,52 in 2022. Dit kan enerzijds worden verklaard door het uitstellen van geboortes tijdens crisisperioden, maar ook door een vermindering van het aantal door koppels gewenste kinderen als gevolg van maatschappelijke veranderingen. Bijgevolg heeft het Federaal Planbureau de vruchtbaarheidshypothese die sinds 2020 wordt gehanteerd in zijn demografische projecties neerwaarts herzien. Toch blijft de positieve groei van de bevolking die in België woont tegen 2070 behouden. Op regionaal niveau blijft de jaarlijkse bevolkingsgroei ook positief in het Vlaams Gewest over de hele projectieperiode (tot 2070). Dit is echter niet het geval voor het Waals Gewest (vanaf 2045) en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (vanaf 2035).
Net als in veel andere geïndustrialiseerde landen daalt het aantal geboorten in België sinds 2009. Er zijn veel factoren die deze trend verklaren. In het bijzonder hangt het aantal geboorten af van twee componenten: het aantal vrouwen op vruchtbare leeftijd en het gemiddeld aantal kinderen per vrouw (dit laatste is een indicator van vruchtbaarheid).
In de jaren 2000 nam het aantal geboorten aanzienlijk toe als gevolg van de stijging van het aantal vrouwen op vruchtbare leeftijd en de vruchtbaarheid. Dit herstel van de vruchtbaarheid (van 1,57 kinderen per vrouw in 1998 tot 1,86 in 2008), dat begon in de jaren 1990, wordt verklaard door het uitstel van moederschap in de voorgaande decennia. De langere studieduur en een grotere participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt hebben ertoe geleid dat koppels hun kinderen op latere leeftijd krijgen. In de jaren 2000 leidde het ‘inhaal’-effect tot een toename van de vruchtbaarheid.
Sinds 2009-2010 wordt de daling van het aantal geboorten voornamelijk verklaard door de daling van het gemiddeld aantal kinderen per vrouw. Aanvankelijk werd deze daling verklaard door de impact van de financieel-economische crisis van 2008-2009. Tijdens een recessie hebben vooral jongere koppels de neiging om plannen om een gezin te stichten of uit te breiden uit te stellen, vooral als gevolg van een minder gunstige situatie op de arbeidsmarkt (hogere werkloosheid, minder contracten van onbepaalde duur) en moeilijkere toegang tot huisvesting. Daarna steeg de vruchtbaarheid echter niet, ook al waren de economische indicatoren gunstig (vóór de covid-19-pandemie). Deze neerwaartse trend, die tot op vandaag aanhoudt, heeft demografen ertoe aangezet om op zoek te gaan naar andere verklaringen. Het lijkt erop dat de huidige maatschappelijke veranderingen en de grote uitdagingen waarmee ze gepaard gaan, niet alleen een invloed hebben op de leeftijd waarop vrouwen kinderen krijgen, maar ook op het aantal kinderen dat koppels wensen.
In deze context heeft het Federaal Planbureau beslist om de vruchtbaarheidshypothese op lange termijn voor de demografische projecties bij te stellen aan de hand van twee aanvullende methoden.
De eerste methode bestaat uit een enquête onder nationale en internationale demografische experts over het verwachte vruchtbaarheidsniveau op lange termijn in België. Deze methode (Expert-based model) is gebaseerd op de wetenschappelijke kennis en expertise binnen een specifiek vakgebied, eerder dan op kwantitatieve gegevens. In 2019 is een soortgelijke enquête uitgevoerd, alleen met nationale experts. Die enquête is dus geactualiseerd en uitgebreid met internationale experts.
Voor de tweede methode werkte het Federaal Planbureau samen met het Centre for Population, Familiy & Health van de Universiteit Antwerpen, dat het microsimulatiemodel ReNaissance ontwikkelt. Dit model past op elke huidige en toekomstige vrouw van 15 tot 49 jaar in België een voorwaardelijke kans toe om een kind te krijgen van rang x, gebaseerd op de leeftijd van de moeder en de tijd die is verstreken sinds de laatste geboorte. Op basis van dit model is het mogelijk om het gemiddeld aantal kinderen per vrouw te projecteren voor de komende decennia, hoewel dit model beter geschikt is voor een kortere projectiehorizon.
Deze twee methoden vullen elkaar aan omdat:
Een meer gedetailleerde beschrijving van deze twee methoden zal later worden gepubliceerd. Dit artikel focust op de belangrijkste resultaten en de impact van de herziene hypothese op de demografische projecties gepubliceerd in februari 2024 (Demografische vooruitzichten 2023-2070, Federaal Planbureau en Statbel).
Voor België gaan de experts in het referentiescenario uit van een gemiddeld niveau van 1,6 kinderen per vrouw in 2070. Dit niveau is lager dan het niveau dat werd waargenomen aan het einde van de jaren 2000 (1,86 in 2010), maar hoger dan het huidige niveau (1,52).
De argumenten van de experts om niet naar een niveau dichter bij 2 te gaan zijn als volgt:
De redenen voor een lichte stijging van de vruchtbaarheid ten opzichte van het huidige niveau hebben te maken met de ‘conjuncturele’ aard van de vruchtbaarheid. De vruchtbaarheid schommelt sinds de jaren tachtig tussen 1,5 en 1,8 en momenteel bevinden we ons in een fase van lage vruchtbaarheid. Sommige experts schuiven ook de rol van de overheid naar voren om koppels te ondersteunen om hun aantal gewenste kinderen te krijgen.
De projectie van het ReNaissance-model bevestigt de hypothese van een vruchtbaarheidsherstel in de komende jaren. Dit resultaat is het gevolg van de dalende trend in de kans om een kind te krijgen bij vrouwen onder de 30, terwijl de kans om een kind te krijgen bij vrouwen tussen de 30 en 40 stabiel blijft of zelfs toeneemt (vooral bij vrouwen in deze leeftijdsgroep die nog geen kinderen hebben). Volgens de resultaten van dit model bereikt het gemiddeld aantal kinderen per vrouw 1,62 rond 2035.
De vruchtbaarheidshypothese voor de middellange termijn is gebaseerd op het ReNaissance-model en voor de langere termijn op het advies van de experts. Concreet stijgt de vruchtbaarheid tot 1,62 kinderen per vrouw in 2035 en evolueert vervolgens naar het langetermijngemiddelde dat door de experts werd vooropgesteld, namelijk 1,6 kinderen per vrouw in 2070.
De hypothese die voortvloeit uit het advies van experts wordt op de lange termijn gehandhaafd om de volgende twee redenen:
Om de impact van de neerwaartse herziening van de vruchtbaarheid op de bevolkingsgroei te analyseren, werd een alternatief scenario met 'hoge vruchtbaarheid' opgesteld, met de langetermijnhypothese die sinds 2020 werd gebruikt, d.w.z. een vruchtbaarheidscijfer van 1,7 in 2070.
Het aantal geboorten in België in het scenario met 'hoge vruchtbaarheid’ bedraagt 135 000 in 2070, tegenover iets meer dan 120 000 in het referentiescenario van de demografische vooruitzichten 2023-2070, een verschil van 11%.
De minder dynamische evolutie van het aantal geboorten wordt geleidelijk weerspiegeld in een lagere bevolkingsgroei. Uitgaande van een langetermijnhypothese van 1,7 kinderen per vrouw in het alternatieve scenario met hoge vruchtbaarheid, zal de totale bevolking van België in 2070 13,2 miljoen bedragen, tegenover 12,9 miljoen in de referentieprojectie (met 1,6 kinderen per vrouw), een verschil van iets meer dan 350 000 inwoners. Uitgedrukt als groeipercentage, stijgt het aantal inwoners in België met gemiddeld 0,20% per jaar in het referentiescenario, tegenover 0,26% per jaar in het scenario met ‘hoge vruchtbaarheid’.
Verschillende hypothesen van de demografische vooruitzichten worden opgesteld op regionaal niveau, waaronder het vruchtbaarheidsniveau. De herziening van de vruchtbaarheidshypothese is daarom ook van toepassing op regionaal niveau. Tijdens de enquête bepaalden nationale experts ook een vruchtbaarheidsniveau op lange termijn per gewest, en het ReNaissance-model werd gebruikt op regionaal niveau. Deze resultaten werden geanalyseerd en besproken onder experts om de coherentie met het nationale niveau te waarborgen. Wat naar voren komt is een convergentie op lange termijn tussen de drie gewesten naar een niveau van 1,6 kinderen per vrouw, gebaseerd op de convergentie die momenteel wordt waargenomen.
De impact van de neerwaartse herziening van de vruchtbaarheid op het aantal geboorten in 2070 bedraagt -8% in het Vlaams Gewest en -9% in het Waals Gewest, waarvoor het vruchtbaarheidsniveau daalt van 1,7 in de sinds 2020 gepubliceerde projecties naar 1,6 in het referentiescenario van februari 2024. Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is de herziening significanter: het gemiddeld aantal kinderen per vrouw daalt van 1,9 naar 1,6. Dit vertaalt zich in een daling van het aantal geboorten met 20% tegen 2070.
Deze minder dynamische evolutie van het aantal geboorten heeft een impact op het natuurlijk saldo (geboorten min overlijdens) en bijgevolg op de bevolkingsgroei. In het bijzonder leidt de neerwaartse herziening van de vruchtbaarheid tot een negatieve bevolkingsgroei in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (rond 2035) en in het Waals Gewest (rond 2045). De bevolkingsgroei in Vlaanderen blijft positief over de hele projectieperiode, ondanks de neerwaartse herziening van de vruchtbaarheid.
Verwante documenten
Thema's
Sociale bescherming, demografie en toekomstverkenning > Demografische vooruitzichten
JEL
Arbeid en demografie > Demografische economie > Demographic Trends and Forecasts [J11]
Keywords
None