Nieuws
Perscommuniqués
Colloquium
Laatste 5 gegevensbanken
Tools & info
Het FPB stelt enkele handige tools ter beschikking om informatie te zoeken op de website: zoekmachine, sitemap, JEL classification en keywords. Daarnaast vindt u hier ook de rubrieken m.b.t. het gebruik van cookies, ons gebruikershandvest en de mogelijkheid om een klacht in te dienen.
Het econometrische model HERMES van het Federaal Planbureau zal worden gebruikt om de macro-economische en de budgettaire impact door te rekenen van de prioriteiten van elke politieke partij over de volgende regeerperiode. Dit document vat de kenmerken van het model samen en beschrijft de structuur en de belangrijkste transmissiemechanismen. Daarna wordt de werking van het model geïllustreerd aan de hand van een aantal economische beleidsvarianten. Ten slotte wordt de procedure voor het opstellen van het referentiescenario beschreven en worden de belangrijkste resultaten van de economische vooruitzichten van juni 2023 voorgesteld. Die vooruitzichten vormen de prefiguratie van het referentiescenario dat in februari 2024 gepubliceerd zal worden en de periode 2024-2029 omvat.
In het kader van de ‘doorrekening van de verkiezingsprogramma’s 2024' zal het dynamisch stochastisch algemeen-evenwichtsmodel QUEST III R&D gebruikt worden om de effecten op lange termijn te simuleren van structurele en (para-)fiscale maatregelen die door de politieke partijen worden voorgesteld. Dit document geeft een samenvatting van de kenmerken van het model, presenteert de structuur ervan en de belangrijkste transmissiemechanismen en beperkingen. Vervolgens wordt de werking van het model geïllustreerd aan de hand van vijf gestileerde structurele en (para-)fiscale hervormingen.
In het kader van de doorrekening van de verkiezingsprogramma’s wordt het projectiemodel PROMES ingezet om de budgettaire impuls te berekenen van beleidsmaatregelen binnen het domein van de publieke gezondheidszorg. Deze Working Paper schetst de kenmerken, structuur en werking van het model. We illustreren de simulatiemogelijkheden van het model aan de hand van het basisscenario en enkele alternatieve scenario’s.
De wet van 28 februari 2014 tot wijziging van de wet van 21 december 1994 met betrekking tot de oprichting van het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) bepaalt dat de korte- en middellangetermijnvooruitzichten die het Federaal Planbureau (FPB) opstelt voor rekening van het INR elke drie jaar moeten worden geëvalueerd. Die wettelijke verplichting ligt aan de oorsprong van de evaluaties die werden uitgevoerd in 2017 en 2020. In dit document worden de belangrijkste statistieken geactualiseerd die de eigenschappen van de voorspellingsfouten samenvatten.
Dit rapport stelt de resultaten voor van de juniversie van de ‘Economische vooruitzichten 2023-2028’. Het beschrijft de internationale context en de vooruitzichten voor de Belgische economische groei, de inflatie, het energieverbruik, de broeikasgasemissies, de arbeidsmarkt en de overheidsfinanciën. Deze vooruitzichten werden opgesteld aan de hand van de informatie die beschikbaar was op 6 juni 2023.
Dit rapport stelt de resultaten voor van de juniversie van de ‘Economische vooruitzichten 2022-2027’. Het beschrijft de internationale context en de vooruitzichten voor de Belgische economische groei, de inflatie, het energieverbruik, de broeikasgasemissies, de arbeidsmarkt en de overheidsfinanciën. Deze vooruitzichten werden opgesteld aan de hand van de informatie die beschikbaar was op 3 juni 2022.
Het Federaal Planbureau heeft economische vooruitzichten tot 2027 opgesteld, die aansluiten op de Economische begroting 2022 die op 17 februari werd gepubliceerd. Deze vooruitzichten vormen een bijdrage tot de voorbereiding van het nieuwe Stabiliteitsprogramma en het nieuwe Nationaal Hervormingsprogramma.
Dit rapport stelt de resultaten voor van de juniversie van de ‘Economische vooruitzichten 2021-2026’. Het Federaal Planbureau publiceerde in februari een voorlopige versie van deze vooruitzichten. De projectie houdt rekening met het grootste deel van de informatie die op 2 juni 2021 beschikbaar was, met inbegrip van de Belgische en de buitenlandse herstelplannen. Ze anticipeert niet op eventuele bijkomende herstelmaatregelen of budgettaire besparingsmaatregelen die de regeringen in de toekomst kunnen nemen.
In de Economische Vooruitzichten 2021-2026 van februari 2021 van het Federaal Planbureau wordt een projectie van het vorderingensaldo voor het geheel van de gemeenschappen en gewesten voorgesteld. Voorliggend verslag geeft aanvullend een uitsplitsing van dat saldo, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de andere gefedereerde entiteiten. Deze cijfers zullen later nog worden geactualiseerd en in detail worden becommentarieerd bij de publicatie van de "Economische Vooruitzichten 2021-2026" in juni 2021 en de "Regionale Economische Vooruitzichten 2021-2026" in juli 2021
De wet van 28 februari 2014 tot wijziging van de wet van 21 december 1994 met betrekking tot de oprichting van het Instituut voor de Nationale Rekeningen bepaalt dat de korte- en middellangetermijnvooruitzichten elke drie jaar moeten worden geëvalueerd. Die wettelijke verplichting ligt aan de oorsprong van de evaluaties die werden voorgesteld in Working Papers 12-17 en 13-17. In dit document worden de belangrijkste statistieken geactualiseerd die de eigenschappen van de voorspellingsfouten samenvatten
De Belgische economie heeft in de eerste helft van dit jaar een diepe recessie doorgemaakt als gevolg van de maatregelen die in binnen- en buitenland zijn genomen ter bestrijding van het coronavirus. Door de ongeziene omvang en aard van deze crisis blijft de impact ervan onzeker, net zoals het verloop van het economisch herstel uit de crisis. De vooruitzichten die sinds het voorjaar zijn gepubliceerd zijn dan ook onderhevig aan herzieningen die belangrijk kunnen zijn naarmate er nieuwe gegevens beschikbaar komen.
Dit rapport vat de resultaten samen van de juniversie van de ‘Economische vooruitzichten 2020-2025’. Het Federaal Planbureau publiceerde in maart een voorlopige versie van deze vooruitzichten. Die hielden geen rekening met de maatregelen ter bestrijding van de coronapandemie en ter ondersteuning van de economische activiteit die na 11 maart werden genomen in België en heel wat andere Europese landen. De resultaten van de voorliggende juniversie zijn dan ook sterk verschillend van die van maart.
In de Economische Vooruitzichten 2020-2025 van maart 2020 van het Federaal Planbureau wordt een projectie van het vorderingensaldo voor het geheel van de gemeenschappen en gewesten voorgesteld. Voorliggend verslag geeft aanvullend een uitsplitsing van dat saldo, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de andere gefedereerde entiteiten. Deze cijfers zullen later nog worden geactualiseerd en in detail worden becommentarieerd bij de publicatie van de ‘Economische Vooruitzichten 2020-2025’ in juni 2020 en de ‘Regionale Economische Vooruitzichten 2020-2025’ in juli 2020.
Deze economische vooruitzichten dragen bij tot de voorbereiding van het Stabiliteitsprogramma 2020-2023 en van het Nationaal Hervormingsprogramma 2020. Gezien de timing van die twee programma’s, houden deze maartvooruitzichten enkel rekening met informatie tot 11 maart, wat een belangrijke tekortkoming is in het licht van de huidige economische context, waarin neerwaartse risico’s zich in een snel tempo verwezenlijken. De vooruitzichten dienen dan ook veeleer als een technische projectie te worden beschouwd met het oog op de twee voornoemde programma’s. De cijfers werden goedgekeurd door de raad van bestuur van het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR). De definitieve versie van de ‘Economische vooruitzichten 2020-2025’ zal door het Federaal Planbureau worden gepubliceerd in juni 2020.
Dit rapport vat de resultaten samen van de juniversie van de ‘Economische vooruitzichten 2019-2024’. Het Federaal Planbureau publiceerde midden februari een voorlopige versie van deze vooruitzichten, als bijdrage tot de voorbereiding van het stabiliteitsprogramma en het nationaal hervormingsprogramma. Die februariversie werd ook gebruikt als referentiescenario voor de doorrekening van de verkiezingsprogramma’s, waarvan de resultaten eind april werden gepubliceerd.
Het Federaal Planbureau ontwikkelde binnen het Nowcasting project een dynamisch microsimulatie-model voor nowcasting en middellange-termijn projecties (tot 2020) van indicatoren van armoede en sociale uitsluiting. De conclusies van dit project zijn de volgende: ten eerste is gebleken dat het produceren van nowcasting en middellange-termijn projecties mogelijk is met een dynamisch microsimulatiemodel. Ten tweede suggereren de voorlopige resultaten dat het algemene armoederisico ruwweg stabiel zou blijven, waarbij het voor de 65+ zou afnemen terwijl het voor de actieve bevolking licht zou toenemen. Ten derde zou de algemene inkomensongelijkheid niet verder toenemen maar zich stabiliseren. Tenslotte, de VLWI zou verder afnemen, vooral onder invloed van de toenemende activiteitsgraad onder de bevolking op actieve leeftijd.
Dit rapport vormt een bijdrage tot de voorbereiding van het nieuwe Stabiliteitsprogramma en van het nieuwe Nationaal Hervormingsprogramma. Het vermeldt de voornaamste resultaten van de voorlopige versie van de ‘Economische vooruitzichten 2019-2024’, waarvan de definitieve versie in juni 2019 zal worden gepubliceerd.
Met de Economische vooruitzichten van het Federaal Planbureau is het mogelijk een toekomst ‘bij ongewijzigd beleid’ te schetsen van de Belgische economie voor de komende vijf jaar. De Economische vooruitzichten 2018-2023 passen binnen een context waarin de conjunctuurcyclus in de eurozone zijn hoogtepunt voorbij is en de Europese economische groei op middellange termijn wordt afgeremd door de vergrijzing van de bevolking.
Dit rapport vormt een bijdrage tot de voorbereiding van het nieuwe Stabiliteitsprogramma en van het nieuwe Nationaal Hervormingsprogramma. Het vermeldt de voornaamste resultaten van een voorlopige versie van de ‘Economische vooruitzichten 2018-2023’ die in juni 2018 gepubliceerd zullen worden.
Deze working paper is een update van een studie uit 2007 die de nauwkeurigheid van de middellangetermijnvooruitzichten voor de Belgische economie evalueert. De studie wordt uitgebreid met negen bijkomende edities van die vooruitzichten die periodes vóór, tijdens en na de financiële crisis bevatten.
In het kader van de wet van 28 februari 2014 betreffende het Instituut voor de Nationale Rekeningen heeft het Wetenschappelijk Comité voor de economische begroting kennisgenomen van deze studie en er een advies over uitgebracht.
Het Federaal Planbureau is binnen het Instituut voor de Nationale Rekeningen verantwoordelijk voor het maken van de macro-economische vooruitzichten die worden gebruikt om de overheidsbegroting op te stellen. Deze Working Paper presenteert een update van de expostevaluatie van de kwaliteit van die vooruitzichten. In vergelijking met de vorige Working Paper daarover werd de steekproef uitgebreid met zes bijkomende jaren en werd het aantal onderzochte variabelen verhoogd, in het bijzonder met reeksen tegen lopende prijzen. Bovendien wordt in deze paper ook onderzocht in welke mate de waargenomen voorspellingsfouten te wijten zijn aan fouten in de exogene hypothesen met betrekking tot de internationale omgeving.
Dit rapport draagt bij tot de voorbereiding van het nieuwe Stabiliteitsprogramma en van het nieuwe Nationaal Hervormingsprogramma (NHP). Het beschrijft de hypothesen en de voornaamste resultaten van een voorlopige versie van de ‘Economische vooruitzichten 2017-2022’ die in juni 2017 gepubliceerd zullen worden.
Volgens de ‘Economische vooruitzichten 2016-2021’ zou de groei van de Belgische economie aantrekken van 1,2% in 2016 tot gemiddeld 1,5% per jaar over de periode 2017-2021. De werkgelegenheidsgroei zou aanzienlijk zijn (gemiddeld ruim 38 000 personen per jaar van 2016 tot 2021). Het overheidstekort zou toenemen van 2,5% van het bbp in 2015 tot 2,8% in 2016, verminderen tot 2,2% in 2017 en nadien vrijwel gelijk blijven. Het economisch gewicht van de gezamenlijke overheid zou, o.m. in termen van werkgelegenheid, afnemen.
Dit rapport vormt een bijdrage tot de voorbereiding van het nieuwe Stabiliteitsprogramma en van het nieuwe Nationaal Hervormingsprogramma (NHP). Het vermeldt de voornaamste resultaten van een voorlopige versie van de ‘Economische vooruitzichten 2016-2021’ die in mei 2016 gepubliceerd zullen worden.
Dit rapport vormt een bijdrage tot de voorbereiding van het nieuwe Stabiliteitsprogramma en van het nieuwe Nationaal Hervormingsprogramma (NHP). Het vermeldt de voornaamste resultaten van de voorlopige versie van de “Economische vooruitzichten 2015-2020” die in mei 2015 gepubliceerd zullen worden.
Volgens de ‘Economische vooruitzichten 2014-2019’ zou het mondiaal en Europees herstel ervoor zorgen dat de Belgische economie opnieuw aanknoopt met een gematigde groei in een context van lage inflatie.
Compilatie van de verschillende presentaties bij de voorstelling van de "Economische middellangetermijnvooruitzichten 2014-2019" op de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven op 25 juni 2014.
In het kader van het Europees semester werd, met het oog op de voorbereiding van het Stabiliteitsprogramma en het Nationaal Hervormingsprogramma (NHP), het Federaal Planbureau gevraagd een meerjarenprojectie bij ongewijzigd beleid te realiseren. Die projectie houdt dus rekening met de bestaande wettelijke bepalingen, de beslissingen die gekend zijn op 10 maart 2014 en met de begrotingen voor het jaar 2014 van de verschillende beleidsniveaus. Ze integreert in het bijzonder het geheel van maatregelen die genomen werden in het kader van de opeenvolgende begrotingen en begrotingscontroles (tot en met de begroting 2014) en deze in uitvoering van het relanceplan van de zomer 2012, het competitiviteitspact van november 2013 en de zesde Staatshervorming. Bovendien omvat het rapport een hoofdstuk waarin een aantal varianten die gerealiseerd werden in het kader van het NHP worden voorgesteld.
Het uitgangspunt van dit rapport is het grote verschil tussen de raming van de output gap tegen 2015 door de Europese Commissie en die door het Federaal Planbureau. Wij verdedigen de stelling dat de ramingen inzake de potentiële groei door de Europese Commissie voor de jaren 2013-2014, in tegenstelling tot die van het Federaal Planbureau, niet beantwoorden aan de fundamentele criteria inzake stabiliteit en minimalisering van de herzieningen. Een vergelijking met de ramingen van de output gap voor Duitsland en Frankrijk ondersteunt trouwens de relevantie van de door het FPB gemaakte raming voor België
De nieuwe vooruitzichten voor de wereldeconomie van het Federaal Planbureau tonen projectieresultaten voor de belangrijkste economische gebieden over de periode 2012-2020. De projectie steunt op een stabiel institutioneel kader binnen de Europese Unie en op het uitblijven van dermate strenge consolidatiemaatregelen dat ze de bbp-groei blijvend zouden beïnvloeden. In een dergelijk kader geeft de projectie voor de eurozone aan dat een matige groei van de finale binnenlandse vraag en een positieve netto-uitvoer een gematigde bbp-groei zouden teweegbrengen over de periode 2012-2020. De economie zou sneller groeien dan de potentiële productie, waardoor de output gap van de eurozone tegen 2017 zou zijn weggewerkt. Het verdwijnen van de output gap zou gepaard gaan met een terugval van de werkloosheidsgraad tot zijn pre-crisisniveau. Tegelijkertijd zouden de particuliere consumptieprijzen sneller stijgen en tegen 2020 een niveau bereiken dat verenigbaar is met de inflatiedoelstelling van de Europese Centrale Bank. De budgettaire consolidatiemaatregelen die in deze projectie gesimuleerd worden, zouden leiden tot primaire overschotten die een verlaging van de publieke schuldgraad in procent van het bbp mogelijk maken.
Binnen het Instituut voor de Nationale Rekeningen is het Federaal Planbureau onder andere verantwoordelijk voor het opstellen van de economische begroting, i.e. de macro-economische vooruitzichten die gebruikt worden om de federale begroting voor te bereiden. In deze paper worden de grootte en de eigenschappen van de voorspellingsfouten voor de belangrijkste variabelen uit de economische begroting besproken. Er dient te worden aangestipt dat dit soort evaluatie niet kan gezien worden als de ultieme kwaliteitscontrole omdat er geen rekening kan gehouden worden met wenselijke eigenschappen van de vooruitzichten zoals coherentie en volledigheid. Uit de analyse blijkt dat de voorspellingsfouten in de septembervooruitzichten - die opgesteld worden voor de begrotingsopmaak - aanzienlijk kunnen zijn, zeker in het geval van grote economische schokken. De vooruitzichten die in februari opgesteld worden blijken een stuk beter te scoren op de meeste tests, wat het nut van de begrotingscontrole aantoont. Deze paper evalueert ook voor het eerst de vooruitzichten op kwartaalbasis voor de bbp-groei en de inflatie. De eigenschappen van de voorspellingsfouten worden nadien gebruikt om betrouwbaarheidsintervallen rond het centraal scenario te berekenen. Grafisch worden die intervallen gepresenteerd als vlakken met verschillende kleuren die toelaten om de onzekerheid waarmee de vooruitzichten omgeven zijn te illustreren.
At the time of writing, and although certain segments of financial markets do not yet seem to have returned to their normal, pre‐global financial crisis, functioning, it appears that the wide‐spread and massive policy initiatives of the past year have managed to avert any systemic financial meltdown and limit the depth of the world‐wide recession. Indeed, monetary policy, financial policy, the fiscal stimulus plans that began to be implemented in 2009 and the simultaneous boost from countries’ automatic fiscal stabilisers, all managed to limit the scale of the downturn in real GDP and employment levels. The downturn is also thought to have been limited in OECD countries due to the unexpected resilience of GDP growth in emerging market economies such as China, Brazil and India, who helped to prop up OECD activity by helping to contain the decline in world trade.
In early 2010, policy has remained supportive on all fronts, fiscal, monetary and financial. However, with respect to fiscal policy in particular, after the massive public interventions of 2009, the time has come to look at the effects that these initiatives have had, both in terms of their support to the economy, but also in terms of their effects on countries’ budget deficits and debts and the exit strategies. A difficult balance must be struck between the necessary continued public support for the economy as long as output gaps and unemployment rates remain high, and the medium‐run adjustments to public deficit and debt trajectories.
The current scenario is one where governments withdraw public support from the economy gradually without compromising the recovery. Over the medium term, public deficits do not explode. Real GDP growth picks up as the private sector begins to drive the recovery. In the euro area, we see the emergence of structural current account surpluses. In the United States, there is low inflation and a rebalancing of the current account deficit. In Japan, unfavourable demographic trends lead to low GDP growth; furthermore, the country is projected to continue down a path of deflation throughout the projection period.
Deze Working Paper onderzoekt de belangrijkste gevolgen voor de Belgische economie van verschillende vormen van 'tax shifting' die tot doel hebben de energiebelasting te verhogen en tegelijk andere heffingsvormen (vooral op arbeid) te verminderen. De resultaten van die studie tonen aan dat een dubbel dividend (toename van de werkgelegenheid en daling van het energieverbruik en de CO2-uitstoot) haalbaar is wanneer de verhoging van de energiebelasting wordt gecombineerd met een daling van de belasting op arbeid.
Het Federaal Planbureau publiceert al sinds het begin van de jaren tachtig middellangetermijnvooruitzichten voor de Belgische economie. Het bijgevoegde werkdocument geeft een analyse van de projectiefouten voor de belangrijkste macro-economische indicatoren over de periode 1987-2005 en probeert de oorsprong daarvan te identificeren. Bedoeling van een dergelijke analyse is de gebruikers van de vooruitzichten een idee te geven van de omvang van de onzekerheden die dergelijke oefeningen omgeven en bepaalde methodologische zwakheden aan het licht te brengen opdat hieraan kan worden geremedieerd.
This paper describes the operating mode of the two existing Belgian fiscal councils as well as their role in the budgetary planning process. These institutions, created or reformed in depth in a context of large public deficits and increasing public debt-to-GDP ratios coupled with the regionalization of the Belgian state, are the result of a maturing process. The National Accounts Institute covers the positive side of the budgetary process, while the High Council of Finance deals with the normative side. Concerning the former domain, the creation of an independent institution to provide unbiased forecasts undeniably contributed to the consolidation of public finances in Belgium. In the context of the revised Stability and Growth Pact, lessons drawn from the Belgian experience can certainly be useful for other Member States willing to improve their fiscal institutional settings. Our chief recommendations for making the budgetary process successful are: institutions dealing with positive economics should enjoy a fully independent status but remain public; positive and normative issues should be completely separated from an institutional point of view; and responsibility should be shared between several strong independent institutions so as to minimize political pressure.
This Working Paper presents a medium-term macroeconomic outlook for the major economic areas of the world. The outlook was prepared using nime, the Belgian Federal Planning Bureau’s (fpb) macroeconometric world model. The Working Paper also features an assessment of the euro area’s progress towards the European Union’s Lisbon goals for growth and employment, a brief description of the nime model and an appendix outlining the major technical assumptions of this outlook.
This Working Paper presents a medium-term macro-economic outlook for the major economic areas of the world. The outlook is produced using nime, the Belgian Federal Planning Bureau’s macro-econometric world model. The Working Paper also features an assessment of the effects of a permanent 25 percent increase in the price of oil, a description of the nime model, and an appendix outlining the major technical assumptions of the outlook.