Nieuws
Perscommuniqués
Colloquium
Laatste 5 gegevensbanken
De instelling
Het Federaal Planbureau (FPB) is een onafhankelijke instelling van openbaar nut. Het maakt studies en vooruitzichten over economische, sociale en milieubeleidskwesties. Ook wordt de integratie van die beleidskwesties in een context van duurzame ontwikkeling bestudeerd.
Als expert binnen de equipe structurele studies bestudeert Dirk Verwerft de impact van structurele hervormingen, vooral via het ontwerp, de actualisering en de toepassing van dynamische algemeen-evenwichtsmodellen. Zo is hij binnen het FPB verantwoordelijk voor het beheer van de Belgische versie van het DSGE model QUEST III R&D van het DG ECFIN binnen de Europese Commissie. Daarnaast ontwikkelt hij intern een dynamisch algemeen-evenwichtsmodel dat heterogeniteit tussen bedrijfstakken toelaat en dat ook gekenmerkt wordt door semi-endogene economische groei. Tot het toepassingsgebied van deze modellen behoren o.a. de evaluatie van beleid op het vlak van publieke investeringen, marktwerking en onderzoek en ontwikkeling. De analyse van de langetermijneffecten van tax shifts staat ook op het programma.
Tijdens zijn opleiding combineerde hij studies in de wiskunde, sociologie en economie.
In het kader van de ‘doorrekening van de verkiezingsprogramma’s 2024' zal het dynamisch stochastisch algemeen-evenwichtsmodel QUEST III R&D gebruikt worden om de effecten op lange termijn te simuleren van structurele en (para-)fiscale maatregelen die door de politieke partijen worden voorgesteld. Dit document geeft een samenvatting van de kenmerken van het model, presenteert de structuur ervan en de belangrijkste transmissiemechanismen en beperkingen. Vervolgens wordt de werking van het model geïllustreerd aan de hand van vijf gestileerde structurele en (para-)fiscale hervormingen.
Dit artikel stelt schattingen voor van de mark-ups in verschillende bedrijfstakken binnen de Belgische marktsector over de periodes 1997-2008 en 2009-2020. De mark-up laat toe om de intensiteit van de concurrentie in een sector te evalueren: des te hoger deze maatstaf, des te zwakker de concurrentie, en bijgevolg, des te meer mogelijkheden voor ondernemingen om economische winst te maken ten nadele van de consument. Onze resultaten tonen dat de concurrentie gemiddeld zwakker is in de diensten dan in de maakindustrie (of verwerkende nijverheid). Binnen de maakindustrie zijn er weinig verschillen tussen sectoren en doorheen de tijd, al laat de farmaceutische industrie een relatief hoge mark-up optekenen. Binnen de diensten is er meer variatie. In drie sectoren – financiële activiteiten & verzekeringen, productie & distributie van elektriciteit & gas en telecommunicatie – wordt recentelijk een hoge mark-up geobserveerd als gevolg van een sterke stijging.
Het nationaal plan voor herstel en veerkracht geeft aan hoe de Europese dotatie van 5,925 miljard euro in het kader van de gelijknamige faciliteit zal worden aangewend. Het grootste deel van het Belgische plan, nl. 88 %, is rechtstreeks bestemd voor de toename van de kapitaalvoorraad van de Belgische economie, via overheidsinvesteringen en steun voor investeringen in de privésector. Op korte termijn, op het hoogtepunt van het relance-effect van het plan, zou de toename van de economische activiteit 0,2 % bedragen in vergelijking met een scenario zonder plan. Hoewel de impuls tijdelijk is, zijn er langetermijneffecten door de toename van de kapitaalvoorraad van de overheid en de steun voor O&O-activiteiten die de rendabiliteit van de kapitaalvoorraad van de ondernemingen verbeteren en de accumulatie ervan aanmoedigen. Tegen 2040 zou het bbp nog steeds 0,1 % boven het groeitraject zonder plan liggen. Deze raming houdt geen rekening met het hervormingsluik van het plan, noch met de bredere relance-, investerings- en hervormingsplannen die door de gewesten en de federale regering zijn aangekondigd, noch met het effect van buitenlandse plannen op de Belgische economie.
In het kader van de ‘doorrekening van de verkiezingsprogramma’s 2019' zal het dynamisch stochastisch algemeen-evenwichtsmodel QUEST III R&D gebruikt worden om de effecten op lange termijn te simuleren van structurele maatregelen die door de politieke partijen worden voorgesteld. Dit document geeft een samenvatting van de kenmerken van het model, presenteert de structuur ervan en de belangrijkste transmissiemechanismen en beperkingen. Vervolgens wordt de werking van het model geïllustreerd aan de hand van vier gestileerde structurele hervormingen.
Deze working paper analyseert de economische impact van een hervorming van de gereglementeerde professionele dienstverlening in België aan de hand van simulaties met het DSGE-model QUEST III R&D van de Europese Commissie.
De Belgische overheidsinvesteringen, en in het bijzonder het deel ervan dat aan infrastructuur wordt besteed ligt relatief laag in historische context en in vergelijking met de buurlanden.. Een simulatie met het QUEST III- model van de Europese Commissie suggereert dat een permanente stijging van de overheidsinvesteringen met 0,5% van het bbp leidt tot een groei in bbp, particuliere consumptie en particuliere investeringen. De impact van alternatieve financieringsmechanismen wordt vergeleken. Ten slotte blijkt dat een budget-neutrale verschuiving van overheidsinvesteringen ten gunste van infrastructuurwerken belangrijke voordelen oplevert in termen van het bbp en zijn belangrijkste componenten, en dit reeds op middellange termijn.
Op vraag van de ministerraad en in samenwerking met de Dienst voor Administratieve Vereenvoudiging (DAV) voert het Federaal Planbureau om de twee jaar een raming uit van de administratieve lasten die wegen op de ondernemingen en de zelfstandigen in België. Die raming is gebaseerd op een enquête bij een representatieve steekproef van ondernemingen en zelfstandigen. Deze achtste enquête volgt dezelfde methodologie als de vorige zeven enquêtes die peilden naar de administratieve lasten voor de jaren 2000 tot 2012. Naast het kwantitatieve deel bevat de enquête ook een belangrijk kwalitatief luik waarin de mening van de zelfstandigen en de ondernemingen over de problematiek van de administratieve lasten aan bod komt. Deze Planning Paper toont de resultaten die betrekking hebben op de administratieve lasten voor het jaar 2014. Het heeft als doel de kwantitatieve en kwalitatieve trends te beschrijven, zonder de oorzaken ervan na te gaan. Dit rapport geeft dus geen enkele verklaring van de perceptie van de administratieve lasten bij de ondernemingen en de zelfstandigen.