Nieuws
Perscommuniqués
Colloquium
Laatste 5 gegevensbanken
Deze rubriek toont alle actualiteit m.b.t. het FPB, gaande van de meest recente studies, persberichten, en artikels tot aankondigingen van toekomstige publicaties, workshops, colloquia…
Bovenstaande HTML-versie van het communiqué bevat doorgaans niet alle informatie van de PDF-versie. Voor een volledige versie (met grafieken en tabellen), download het communiqué in PDF-formaat hieronder of in het kader 'PDF & downloads' rechtsbovenaan.
Het Instituut voor de Nationale Rekeningen en het Federaal Planbureau publiceren vandaag voor de eerste keer een set aanvullende indicatoren naast het bbp om het welzijn van mensen en de ontwikkeling van de samenleving in België meer omvattend te meten.
Het bruto binnenlands product (bbp) geeft informatie over de economische toestand en de evolutie ervan. Het wordt berekend op basis van de nationale boekhouding, een samenhangende en geharmoniseerde methodologie die vergelijkingen tussen landen en in de tijd mogelijk maakt. Het bbp is echter niet geschikt om het welzijn van mensen en de ontwikkeling van de samenleving te meten in al hun sociale, milieu- en economische aspecten. Er moeten andere indicatoren gebruikt worden om de ontwikkelingen in domeinen zoals gezondheid, werkgelegenheid en kwaliteit van het milieu te meten. Die metingen moeten ook rekening houden met de opsplitsing tussen verschillende bevolkingscategorieën om de ongelijkheidsgraad te ramen.
In het kader van de wet van 14 maart 2014 die vraagt “een set aanvullende indicatoren voor het meten van levenskwaliteit, menselijke ontwikkeling, sociale vooruitgang en de duurzaamheid van onze economie” uit te werken, publiceert het Federaal Planbureau een set van 64 aanvullende indicatoren naast het bbp in 12 thema’s (zie tabel) die het welzijn en de ontwikkeling van de samenleving meer omvattend kunnen meten volgens drie dimensies van duurzame ontwikkeling:
Wanneer het relevant is, worden die indicatoren opgesplitst om de verschillen tussen bepaalde groepen (volgens geslacht, leeftijd, inkomens- of opleidingsniveau...) te tonen. Al die gegevens zijn beschikbaar op de website van het Federaal Planbureau www.plan.be.
Het FPB heeft de indicatorenset uitgewerkt op basis van erkende werkzaamheden op internationaal niveau, in het bijzonder van de Economische Commissie voor Europa van de VN, de OESO en Eurostat. Er werd een raadpleging georganiseerd van de bevoegde overheidsdiensten via de Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling, en van het maatschappelijk middenveld via de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling.
Die indicatoren zullen elk jaar geactualiseerd worden. De volgende edities zouden internationale vergelijkingen moeten opnemen. Ook andere wijzigingen zijn mogelijk, onder meer op basis van nieuw onderzoek en van het parlementair debat waarin de wet voorziet.
De meeste indicatoren uit dit rapport (58 van de 64) kunnen gekoppeld worden aan een beleidsdoelstelling op Belgisch, Europees of wereldniveau. Het is dus mogelijk vast te stellen of ze in de richting van hun doelstelling evolueren of zich ervan verwijderen. Die evaluatie moet met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden, omdat ze niet aangeeft of de indicatoren traag of snel naar hun doelstelling evolueren, noch of ze er dichtbij of ver vanaf liggen of waar ze zich situeren ten opzichte van andere landen. Die evaluatie zegt ook niets over de relevantie van de doelstellingen ten opzichte van wetenschappelijke inzichten. Ten slotte zijn er voor bepaalde indicatoren tot op heden weinig gegevens beschikbaar.
Er is geen duidelijke trend waarneembaar voor de dimensie hier en nu. Vooreerst moet er opgemerkt worden dat de inschatting van het eigen welzijn stabiel is gebleven. Dat blijkt uit enquêtes (European Social Surveys) die sinds 2002 regelmatig uitgevoerd worden onder de bevolking.
Bepaalde indicatoren verlopen gunstig. Dat is het geval voor de meeste indicatoren over gezondheid (levensverwachting, dagelijkse rokers...), opleiding (vroegtijdige schoolverlaters...), vorming (levenslang leren) en die over verkeersdoden. Dat is ook het geval voor bepaalde indicatoren over milieu (uitstoot van fijnstofdeeltjes en uitstoot van stikstofoxiden). Daarentegen is de evolutie in de thema’s met betrekking tot armoede, sociale uitsluiting en werkloosheid verontrustend. Hoewel in die thema’s meer dan de helft van de indicatoren gunstig evolueerde tot aan het begin van de economische en financiële crisis (bijvoorbeeld het risico op armoede of sociale uitsluiting, de werkgelegenheidsgraad en stress op het werk), heeft de overgrote meerderheid van die indicatoren (bijvoorbeeld het risico op armoede of sociale uitsluiting, de inkomensongelijkheid en de jongeren die niet werken en noch onderwijs noch opleiding volgen) zich van zijn doelstelling verwijderd tijdens de afgelopen vijf jaar.
De meeste indicatoren van de dimensie later evolueren in de richting van hun doelstelling. De indicatoren uitstoot van broeikasgassen, landbouwpesticiden, nitraat in rivierwater en hernieuwbare energie zijn in de richting van hun doelstelling geëvolueerd. Het grondstoffengebruik, gemeten met het binnenlands materiaalverbruik, steeg tussen 2002 en 2008 – het jaar waarin de economische en financiële crisis uitbrak – maar nam daarna af. Ook het primaire energieverbruik is gedaald sinds 2008. De vaste kapitaalgoederenvoorraad en de kenniskapitaalgoederenvoorraad kenden eveneens een gunstige evolutie. De overheidsschuld daarentegen heeft zich verwijderd van zijn doelstelling sinds 2007.
In die dimensie verwijderen bepaalde indicatoren zich gestaag van hun doelstelling. Dat is het geval voor de populatie weidevogels, de enige indicator over biodiversiteit die beschikbaar is sinds 1990.
Verscheidene indicatoren zijn gekoppeld aan wereldwijde milieukapitalen, zoals het klimaatsysteem (uitstoot van broeikasgassen...) en de grondstoffen (binnenlands materiaalverbruik, primair energieverbruik...). Sinds 1990 verwijderen sommige van die indicatoren zich van hun doelstelling, terwijl andere er dichter bij komen. Over de laatste vijf jaar daarentegen naderen al die indicatoren hun doelstelling.
Voorts lag de officiële ontwikkelingshulp gemiddeld hoger in de jaren 2000 dan in de jaren 1990, maar sinds 2010 is die gedaald.
De waarden en de ontwikkelingen van eenzelfde indicator verschillen vaak naargelang van de beschouwde bevolkingscategorieën. Een groot aantal indicatoren wordt dus opgesplitst volgens relevante bevolkingscategorieën. Die opsplitsingen gebeurden voornamelijk volgens geslacht, opleidingsniveau en leeftijd, maar ook volgens huishoudentype, activiteitsstatus, inkomensniveau en werkloosheidsduur.
De meeste verschillen tussen vrouwen en mannen die door die indicatoren gemeten worden, nemen af, hoewel er nog grote verschillen blijven bestaan. De loonkloof tussen mannen en vrouwen daalde van 27% in 1998 tot 22% in 2012 voor de jaarlonen en van 16% tot 9% voor de uurlonen. Uit de opsplitsingen blijkt ook dat vrouwen vaker hoger onderwijs volgen dan mannen, dat de werkgelegenheidsgraad van mannen en die van vrouwen dichter bij elkaar komen en dat mannen nog altijd aanzienlijk meer vrije tijd hebben dan vrouwen.
De opsplitsingen volgens opleidingsniveau tonen dat de verschillen volgens dat criterium aanhouden en in bepaalde gevallen zelfs groter worden. Voor de categorieën met een hoger diploma ligt de werkgelegenheidsgraad hoger en de werkloosheidsgraad lager. Hun gezondheidstoestand, gemeten met de levensverwachting en de levensverwachting in goede gezondheid, is beter. Daarnaast zijn personen met een hoger diploma minder vaak dagelijkse rokers, zijn ze minder vaak slachtoffer van een depressie en lijden ze ook minder vaak aan obesitas.
Uit de opsplitsingen volgens leeftijd blijkt dat de toestand van personen aan het einde van hun loopbaan en van gepensioneerden verbeterd is in vergelijking met die van personen aan het begin van hun loopbaan. Zo is het risico op armoede of sociale uitsluiting van 65-plussers tijdens de afgelopen tien jaar gedaald, vooral door de daling van het aandeel gepensioneerden met een inkomen onder de armoededrempel. Daartegenover staat dat tijdens de laatste twee decennia de werkloosheidsgraad van de 15-24-jarigen vier keer zo hoog bleef als die van ouderen tussen 55 en 64 jaar.
Voor meer informatie: Patricia Delbaere (02.507.74.73 dp@plan.be) en Alain Henry (02.507.74.76 ah@plan.be)
Verwante documenten
Beschikbare gegevens
Thema's
Duurzame ontwikkeling > Modellen en indicatoren
JEL
None
Keywords