Nieuws
Perscommuniqués
Colloquium
Laatste 5 gegevensbanken
Tools & info
Het FPB stelt enkele handige tools ter beschikking om informatie te zoeken op de website: zoekmachine, sitemap, JEL classification en keywords. Daarnaast vindt u hier ook de rubrieken m.b.t. het gebruik van cookies, ons gebruikershandvest en de mogelijkheid om een klacht in te dienen.
Wat ondersteunt de groei van de arbeidsproductiviteit in België? De gegevens van de EUKLEMS-databank van het Federaal Planbureau geven hierop een antwoord.
Dit rapport presenteert ramingen van de potentiële groei en de output gap voor België. Die ramingen zijn gebaseerd op een technische actualisering van de middellangetermijnvooruitzichten van juni die het Federaal Planbureau in september 2020 heeft gemaakt. De verkregen resultaten worden ook vergeleken met de resultaten die de Europese Commissie in mei heeft gepubliceerd.
Het rapport beoogt een beeld te geven van de voornaamste determinanten van de economische groei en de productiviteitsontwikkeling in België, in vergelijking met de drie buurlanden en de Verenigde Staten over een lange periode, van 1970 tot 2015. Het bevat ook een gedetailleerde analyse van de recente periode (2000-2015) die de impact toont van de economische en financiële crisis van 2008.
Deze studie presenteert een compact model waarmee op een gestileerde, maar dynamische manier kan worden nagedacht over de grote macrobudgettaire aggregaten die relevant zijn voor het vaststellen van de budgettaire trajecten die verenigbaar zijn met de eisen van het preventief luik van het Stabiliteits- en Groeipact inzake structurele vorderingensaldi. Uit de illustratieve simulaties kunnen enkele lessen worden getrokken voor het voeren van het begrotingsbeleid in een referentiekader in structurele termen. Die simulaties tonen onder meer dat – onder bepaalde voorwaarden m.b.t. de mate waarin de budgettaire aanpassingen een permanent effect hebben op de economische activiteit en dus op het potentieel bbp – wanneer geen rekening wordt gehouden met de terugverdieneffecten van de aanpassingen op het onderliggende macro-economische kader, dit nefast kan zijn voor de geloofwaardigheid van de beoogde structurele trajecten.
In het kader van de publicatie van de Economische vooruitzichten voor België maakt het Federaal Planbureau sinds 2003 een raming van de potentiële groei en de output gap. Dit rapport stelt een retrospectieve analyse voor van de kenmerken van de herzieningen van de potentiële groei en de output gap op korte en lange termijn. Er wordt ook een vergelijking gemaakt met de resultaten die zijn verkregen op basis van ramingen van de Europese Commissie. Dit werk sluit aan bij de wettelijke verplichtingen van het INR op het vlak van de evaluatie van zijn vooruitzichten.
Deze paper analyseert de langetermijntrend van de Belgische economische groei en de recentere evolutie van de arbeidsproductiviteit, waaronder de impact van de crisis. De oorzaken van de dalende trend van de productiviteitswinsten worden aangeduid door de structurele veranderingen in de economie te analyseren en de groeiverklarende methode toe te passen op sectorgegevens. Tot slot worden mogelijke beleidsmaatregelen uiteengezet die de negatieve kortetermijnimpact op de totale vraag beperken en de positieve impact op de groei van de arbeidsproductiviteit vergroten.
Sinds het uitbreken van de financiële crisis is de onzekerheid omtrent de ramingen van de potentiële output in de eurozone toegenomen. Bovendien is de potentiële groei in de eurozone sterk teruggevallen sinds 2009. In deze working paper buigen we ons over die twee fenomenen voor België op basis van de ramingen van het Federaal Planbureau van het potentieel bbp. Ook analyseren we de evolutie van de drie onderliggende determinanten van de potentiële groei: de bijdrage van arbeid, kapitaal en de totale factorproductiviteit.
Het uitgangspunt van dit rapport is het grote verschil tussen de raming van de output gap tegen 2015 door de Europese Commissie en die door het Federaal Planbureau. Wij verdedigen de stelling dat de ramingen inzake de potentiële groei door de Europese Commissie voor de jaren 2013-2014, in tegenstelling tot die van het Federaal Planbureau, niet beantwoorden aan de fundamentele criteria inzake stabiliteit en minimalisering van de herzieningen. Een vergelijking met de ramingen van de output gap voor Duitsland en Frankrijk ondersteunt trouwens de relevantie van de door het FPB gemaakte raming voor België
Uitgaande van ervaringen uit het verleden, kwamen nationale en internationale organisaties al snel tot de consensus dat de crisis die in 2008 uitbrak een langdurige impact zou hebben op het outputniveau. Een initiële kwantificering van het potentieel outputverlies voor België dat te wijten is aan de crisis werd voorgesteld in WP 10-9. Deze Working Paper levert een actualisering van die analyse en onderzoekt aan de hand van de opeenvolgende projectieherzieningen van het Federaal Planbureau hoe de perceptie van de crisis over de laatste twee jaren is geëvolueerd en wat de implicaties daarvan zijn op middellange termijn. Het verlies aan potentiële output wordt momenteel geraamd op iets minder dan 3 % en ligt daarmee dicht bij het geschatte verlies voor de OESO-landen.
In deze Working Paper wordt de impact van mogelijke determinanten van totale factorproductiviteit, d.w.z. het gedeelte van de output dat niet verklaard kan worden door de gebruikte hoeveelheid van de productiefactoren, geschat voor België, op basis van bedrijfstakgegevens voor de periode 1988-2007.
In dit artikel wordt op bedrijfstakniveau de impact van de delokalisatie van goederen en zake ‐ lijke diensten op de productiviteit in België onderzocht voor de periode 1995 ‐ 2004. Hierbij wordt een offshoring ‐ maatstaf tegen constante prijzen gebruikt die gebaseerd is op een tijdreeks van aanbod ‐ en gebruikstabellen. Dat is van bijzonder belang omdat voorgaande studies heb ‐ ben aangetoond dat delokalisatie geen impact heeft op de totale werkgelegenheid op bedrijfs ‐ takniveau in België. Bovendien is dit een van de eerste artikels die dit thema voor de sector van de marktdiensten afzonderlijk bestuderen.
De concepten ‘potentiële groei’ en ‘output gap’ vormen belangrijke instrumenten om de conjuncturele positie van een economie en haar productiecapaciteit te evalueren. Het zijn trouwens essentiële bestanddelen geworden van het Europees begrotingstoezicht. De wereldeconomie ondergaat momenteel de zwaarste crisis uit de naoorlogse periode en de onzekerheid over de impact van de crisis op het economisch potentieel is dus enorm. In deze Working Paper worden recente herzieningen van het groeipotentieel van de Belgische economie door het Federaal Planbureau en internationale instellingen met elkaar vergeleken. Met die vergelijking willen we de onzekerheid rond die herzieningen belichten en ook de kanalen waarlangs de crisis de potentiële output kan aantasten, beter begrijpen.
Voor verschillende terugkerende wettelijke opdrachten van het FPB moeten macro-economische langetermijnscenario's voor de Belgische economie worden ontwikkeld. Om de samenhang van die scenario's te bevorderen en ze in te passen binnen een strikt theoretisch kader, was het nodig dat het FPB kon beschikken over een langetermijnmodel waarin de economische groei afhankelijk is van de evolutie van het aanbod van productiefactoren.
Voor de bouw van dat model heeft men zich laten inspireren door gelijkaardige werkzaamheden van het CPB in Nederland. De publicatie geeft een gedetailleerde weergave van de bouw, de kenmerken en de schatting van het model op basis van de gegevens van de Belgische nationale boekhouding. Het model zou bijvoorbeeld bijdragen tot de ontwikkeling van de macro-economische scenario's voor langetermijnvooruitzichten die tot doel hebben de budgettaire impact van de vergrijzing te evalueren.
Dit rapport geeft een overzicht van de voornaamste motoren van de economische groei en van de productiviteitsontwikkeling in België. Deze analyse maakt een vergelijking met de Europese Unie en de Verenigde Staten met behulp van een homogene databank die de periode 1970-2005 beslaat. De methode van de groeiboekhouding maakt het mogelijk de groei van de toevoegde waarde en de arbeidsproductiviteit te verklaren voor de totale economie, de verwerkende nijverheid en de marktdiensten. Deze opsplitsing verschilt van de vorige studies omdat er gebruikt wordt gemaakt van de dienstenstromen van het kapitaal veeleer dan van de kapitaalvoorraad en van de dienstenstromen van de arbeid veeleer dan van het aantal gewerkte uren om de bijdrage van die productiefactoren tot de groei van de toegevoegde waarde en de arbeidsproductiviteit te meten. Dit rapport geeft ook de bijdragen van de voornaamste industrietakken tot de groei van de toegevoegde waarde, de werkgelegenheid en de productiviteit.
In order to improve our understanding of the divergent evolutions that recently emerged between European countries in terms of labour productivity, this paper compares the labour productivity growth of three small open European countries: Austria, Belgium and the Netherlands. The analysis focuses on market services as they are the most important single factor that is responsible for the divergences. The comparison shows that, while Austria and Belgium recorded a decrease in their productivity growth between 1995 and 2004, the Netherlands followed the American pattern and has recorded an increase in their growth rate since 1995. The decomposition of labour productivity growth makes it possible to underline the important role played by total factor productivity (TFP) in the Dutch upsurge in productivity growth. The breakdown of the data by industry shows the importance of the Distribution sector in the Dutch performance. The growth of TFP observed in the Distribution sector is then linked to different potential determinants: ICT accumulation and use, labour qualifications, R&D and innovation and regulations.
The objective of this report is to provide an overview of the main drivers of economic growth and productivity evolution in Belgium between 1970 and 2004, based on a consistent data set. The growth accounting methodology is applied to explain value added and labour productivity growth for total economy, manufacturing and market services. This decomposition exercise diverges from what has been applied in Belgium up to now, as it uses capital services flows rather than capital stock to measure the contribution of capital factor to production growth. Contributions of the main industries to value added, employment and productivitygrowth are also estimated.
Despite the major corrections of technology stock prices over the past two years, which signalled the end of the ict hype of the late 1990s, there remains a large consensus that the economic importance of ict for firms and households only stands to increase. In order to clarify the linkages through which ict can affect economic activity, this paper discusses the possible impact of ict on three important measures of macroeconomic activity: long-run economic growth, cyclical growth and the nairu. The channels linking technical progress and economic activity are outlined and applied to ict. The discussion is largely theoretical but is illustrated with available results for Belgium.