Nieuws
Perscommuniqués
Colloquium
Laatste 5 gegevensbanken
Tools & info
Het FPB stelt enkele handige tools ter beschikking om informatie te zoeken op de website: zoekmachine, sitemap, JEL classification en keywords. Daarnaast vindt u hier ook de rubrieken m.b.t. het gebruik van cookies, ons gebruikershandvest en de mogelijkheid om een klacht in te dienen.
Deze studie beoogt de motieven van de non-take-up door de werkgevers te achterhalen aan de hand van een gemengde onderzoeksmethode: eerst werd het onderwerp verkend aan de hand van diepgaande gesprekken met de eerstelijnsactoren, vervolgens werd een administratieve enquête afgenomen bij de werkgevers en, tot slot, werden de enquêteresultaten aangevuld aan de hand van gesprekken en focusgroepen. De interpretatie van dit sequentiële design heeft elementen aangereikt om aanbevelingen te formuleren om de non-take-up te verminderen.
De maatregel van de werkgeversbijdrageverminderingen voor de ‘eerste aanwervingen’ heeft tot doel de werkgelegenheidscreatie bij de nieuwe en kleine werkgevers te ondersteunen. Een deel van de werkgevers die recht hebben op de maatregel maakt er evenwel geen gebruik van. Op basis van de administratieve RSZ-gegevens wordt gepoogd het fenomeen van non-take-up te meten dat de verwachte impact van de maatregel zou kunnen vertekenen en de typeprofielen van de werkgevers die geen gebruik maken van de maatregel af te leiden.
Tussen april 2013 en januari 2015 werd de degressiviteit van het gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen afgeschaft in België. We bepalen de impact van het afschaffen door de resultaten vóór en na de hervorming te vergelijken voor de categorieën van jonge werknemers die al dan niet in aanmerking kwamen en voor de paritaire comités die al dan niet de afschaffing hebben doorgevoerd. De resultaten tonen dat de hervorming een positief effect heeft gehad op het loon en op de kans om in tewerkstelling te blijven. Anderzijds was er een zowat even groot maar negatief effect op de aanwervingskans.
In deze studie wordt een traditionele decompositieanalyse (shift-share) gebruikt om de impact van drie effecten op de evolutie van de uurloonkosten in België te bepalen: verschuivingen in de bedrijfstakverdeling van het arbeidsvolume (het compositie-effect), veranderingen in de werkgelegenheidsstructuur naar werknemerscategorie in de bedrijfstakken (het structuureffect van de werkgelegenheid) en de ontwikkelingen in de uurloonkosten van de individuele categorieën loontrekkenden (het looneffect).
In deze studie onderzoeken we de loonsverhogingen in België tussen 2000 en 2010. Meer specifiek trachten we te bepalen in welke mate de evolutie van de kenmerken van de arbeidskrachten (samenstellingseffecten) een impact heeft gehad op die verhogingen. Daartoe analyseren we zowel op geaggregeerd als gedesaggregeerd niveau, de verhogingen van het gemiddelde reële loon binnen 28 bedrijfstakken aan de hand van gegevens uit de Enquête naar de structuur en de verdeling van de lonen (SES). De SES-enquête levert, samen met gegevens van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, gedetailleerde informatie over de lonen alsook een groot aantal kenmerken van de arbeidskrachten.
Onze analyse is hoofdzakelijk gestoeld op de loonopsplitsingsmethode van Oaxaca (1973) en Blinder (1973). De resultaten tonen dat de samenstellingseffecten belangrijk waren tijdens de bestudeerde periode, zowel op geaggregeerd niveau als binnen de afzonderlijke bedrijfstakken. Hoewel de samenstellingseffecten een bepalende rol spelen in de loonsverhogingen van de bedienden, is hun bijdrage gemiddeld genomen negatief en aanzienlijk geringer voor de arbeiders. Op geaggregeerd niveau heeft de toename van de gemiddelde leeftijd van de werknemers, van de scholingsgraad en van de aanwezigheid van bepaalde beter bezoldigde beroepsgroepen het meest bijgedragen tot de loonsverhogingen tijdens die periode. De sectorale verdeling van de werkgelegenheid, de uitbreiding van het deeltijds werken en het groter aandeel vrouwen, daarentegen, hebben, zij het in mindere mate, geleid tot loonsverlagingen.
Deze studie analyseert de gevolgen van het decentralisatieniveau van de collectieve onderhandelingen voor het niveau en de spreiding van de lonen in België. Met dat doel voor ogen, bouwen we een kwantitatieve indicator voor het decentralisatieniveau van de sectorale collectieve onderhandelingen in België, gebaseerd op de kenmerken van het collectieve onderhandelingsproces. Onze resultaten tonen aan dat zowel lonen als loonspreiding hoger zijn in sectoren waar collectieve onderhandelingen gedecentraliseerd zijn. We vergelijken onze resultaten met diegene gebaseerd op het bestaan van collectieve overeenkomsten in een bedrijf als maatstaf voor decentralisatie, een indicator die doorgaans in de literatuur wordt gebruikt. Daaruit blijkt dat, indien er uitsluitend rekening wordt gehouden met het bestaan van collectieve bedrijfsovereenkomsten, de decentralisatiegraad onderschat dreigt te worden en dus ook de effecten ervan op de lonen en de loonspreiding. De verklaring daarvoor ligt in het feit dat in België het collectief onderhandelingssysteem, naast de mogelijkheid om collectieve overeenkomsten af te sluiten op bedrijfsniveau, ook voorziet in mechanismen waardoor ondernemingen afstand kunnen nemen van collectieve overeenkomsten die op sectoraal niveau zijn vastgelegd.
Sommige economen wijzen op het feit dat bepaalde taken die door hooggeschoolden worden uitgevoerd, maar waarbij veel gebruik wordt gemaakt van informatie- en communicatietechnologie (ICT) en waarvoor relatief weinig persoonlijk contact nodig is, redelijk makkelijk kunnen worden uitbesteed aan bedrijven in het buitenland. Informaticaspecialisten, accountants, radiologen en andere beroepen die een redelijk hoog scholingsniveau vereisen zouden hierdoor meer concurrentie uit lageloonlanden ondervinden dan bijvoorbeeld horecapersoneel, schoonmakers, beveiligingspersoneel en andere beroepen die persoonlijke diensten verlenen zonder hoge diplomavereisten. Deze visie impliceert dat het verband tussen het scholingsniveau en de evolutie van lonen en werkgelegenheid niet eenduidig is. Het Federaal Planbureau heeft een analyse gemaakt waarin wordt nagegaan in welke mate het scholingsniveau en de beroepscategorie van werknemers de evolutie van lonen en tewerkstellingskansen verklaren.
The impact of the current personal income tax reform on wages, value added and production is assessed. When fully implemented and all feedback on the goods and factor markets is accounted for, the 2001 fiscal reform and the removal of the crisis surcharge tax will cut the personal income tax rate by 3.1 percentage points and the market-sector real wage by 1.7%-2.6%.
Het Federaal Planbureau (FPB) kreeg in het kader van een onderzoekscontract met de federale Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele Aan-gelegenheden (DWTC) de opdracht een studie te maken getiteld: “Transitie naar de informatiemaatschappij: perspectieven en uitdagingen voor België”. Eén luik van dat onderzoek slaat op de impact van die transitie op armoede en dualisering in België. Het FPB heeft dat onderzoeksluik opgedeeld in twee fasen en publicaties. In een eerste fase hebben Jean-Maurice Frère en Christophe Joyeux (2000) in het rapport ‘ICT en dualisering: een inleidende studie’ de termen armoede, sociale uitsluiting en dualisering conceptueel verklaard.