Nieuws
Perscommuniqués
Colloquium
Laatste 5 gegevensbanken
Tools & info
Het FPB stelt enkele handige tools ter beschikking om informatie te zoeken op de website: zoekmachine, sitemap, JEL classification en keywords. Daarnaast vindt u hier ook de rubrieken m.b.t. het gebruik van cookies, ons gebruikershandvest en de mogelijkheid om een klacht in te dienen.
Op 9 november 2022 heeft de Europese Commissie haar voorstel voor een hervorming van het kader voor het begrotingstoezicht van de lidstaten bekendgemaakt. Het voorgestelde nieuwe kader is gebaseerd op de schuldhoudbaarheidrisico’s. Voor België, dat in het bijzonder aan deze risico's is blootgesteld, zou het een snelle en verregaande begrotingsconsolidatie inhouden en niet minder veeleisend zijn dan de regels die voorheen van kracht waren en sinds de coronacrisis zijn opgeschort. Het voorstel is nog niet goedgekeurd en er moet nog met de lidstaten over worden onderhandeld.
Deze studie presenteert een compact model waarmee op een gestileerde, maar dynamische manier kan worden nagedacht over de grote macrobudgettaire aggregaten die relevant zijn voor het vaststellen van de budgettaire trajecten die verenigbaar zijn met de eisen van het preventief luik van het Stabiliteits- en Groeipact inzake structurele vorderingensaldi. Uit de illustratieve simulaties kunnen enkele lessen worden getrokken voor het voeren van het begrotingsbeleid in een referentiekader in structurele termen. Die simulaties tonen onder meer dat – onder bepaalde voorwaarden m.b.t. de mate waarin de budgettaire aanpassingen een permanent effect hebben op de economische activiteit en dus op het potentieel bbp – wanneer geen rekening wordt gehouden met de terugverdieneffecten van de aanpassingen op het onderliggende macro-economische kader, dit nefast kan zijn voor de geloofwaardigheid van de beoogde structurele trajecten.
Deze studie presenteert een methode om de jaarlijkse verandering van de schuldgraad in drie componenten op te splitsen: een cyclische, een structurele en een eenmalige component. Dit maakt het mogelijk om de structurele voorwaarden voor een positief of negatief sneeuwbaleffect te identificeren. Uit de studie blijkt dat de cyclische component van de wijziging van de schuldgraad belangrijk kan zijn en, naargelang van het jaar, het structureel karakter van de endogene wijziging van de schuld gedeeltelijk kan verbergen. De methode wijkt af van de ramingsmethode van de voor conjunctuurinvloeden gecorrigeerde schuld van de Europese Commissie. In vergelijking met die laatste, wordt een cyclische component geraamd die sterker gecorreleerd is met het niveau en de variatie van de output gap. Tot slot bespreekt de studie de wenselijkheid en de mogelijkheid om in deze benadering rekening te houden met een evenwichtsniveau voor de inflatie en voor de rentevoet.
De staatshervorming wordt uitgewerkt op een moment dat belangrijke budgettaire consolideringsmaatregelen nodig zijn om de houdbaarheid van de Belgische overheidsfinanciën op lange termijn te herstellen. Het institutioneel akkoord van 2011 koppelt de hervorming aan een bijdrage van de gefedereerde entiteiten in de budgettaire consolidering. Een dergelijke bijdrage kan worden gemotiveerd door het feit dat de hervorming, door de budgettaire omvang van het federaal niveau te verminderen, zijn beweegruimte en vermogen om het houdbaarheidsprobleem alleen op te lossen, beperkt. De grootte van de bijdrage die nodig is om te vermijden dat die uitdaging moeilijker wordt, wordt geëvalueerd en vergeleken met de herverdeling van het overheidstekort ten gevolge van de hervorming. De analyse is gebaseerd op een scenario van ongewijzigd beleid en gaat uit van verschillende hypothesen inzake de levensduur van de hervorming. De evaluatie toont aan dat de lastenoverdracht naar de deelstaten a priori volstaat om het houdbaarheidsprobleem niet te vergroten, rekening houdend met de beperktere budgettaire omvang van het federaal niveau. De budgettaire omvang en de bevoegdheden van de deelstaten zijn toegenomen, maar de deelstaten zullen een significant deel van het herstel van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op zich moeten nemen.
Deze Working Paper bestudeert twee van de vragen omtrent het begrotingsbeleid die in overweging moeten worden genomen in het kader van een herziening van het Belgisch federalisme, in het bijzonder van de financieringswet. Een eerste vraag handelt over de budgettaire houdbaarheid: in welke mate zou een beperking van de fiscale bevoegdheden en de budgettaire omvang van de federale overheid gepaard moeten gaan met een overname van een deel van haar deficit, haar schuld of de kosten van de vergrijzing door de deelgebieden om het probleem van haar budgettaire houdbaarheid niet te verergeren? Nadien volgt een vraag omtrent budgettair beleid en economische cyclus: hoe zou de blootstelling van de verschillende beleidsniveaus aan de cycliciteit van de ontvangsten wijzigen bij de overgang van een systeem dat voornamelijk berust op dotaties naar directe, eigen fiscale ontvangsten?
Deze studie behandelt de gevolgen van de verschillende financieringsmechanismen van de sociale zekerheid op de financiële houdbaarheid van de sociale zekerheid, de federale en de gezamenlijke overheid op lange termijn, rekening houdend met de verwachte budgettaire kosten van de vergrijzing. Onder die mechanismen spelen het Zilverfonds en de aanvullende alternatieve financiering van de gezondheidszorguitgaven een centrale rol. Er worden twee scenario’s gepresenteerd met betrekking tot het begrotingsbeleid. Het eerste scenario is er een bij ongewijzigd beleid. Het tweede is een genormeerd scenario waarin de vorderingensaldi van de subsectoren, vooropgesteld in het Stabiliteitsprogramma 2008-2011, en het begrotingstraject op lange termijn aanbevolen door de Hoge Raad van Financiën in haar advies van maart 2007, zouden gerealiseerd worden. De macro-economische perspectieven op middellange en lange termijn die aan beide scenario’s ten grondslag liggen, houden geen rekening met de mogelijke gevolgen van de huidige sterke vertraging van de economische groei.
De overheidsfinanciën in België bevinden zich vandaag in een minder gunstige situatie in vergelijking met het begin van de jaren 2000 om de budgettaire uitdagingen van de vergrijzing aan te gaan, ondanks het bestaan van het Zilverfonds. Die achteruitgang in de toestand van de financiële houdbaarheid is niet zozeer het gevolg van de opwaartse herzieningen van de budgettaire kosten van de vergrijzing op lange termijn, maar vooral van het begrotingsbeleid dat in de voorbije twee regeerperiodes werd gevoerd: sinds 2000 wordt de daling van de rentelasten aangewend om een structurele daling van de ontvangsten en stijging van de uitgaven te financieren, en dus niet opgespaard om de toekomstige kosten van de vergrijzing op te vangen. De strategie die reeds verschillende jaren door de Hoge Raad van Financiën wordt aanbevolen, namelijk een voorfinanciering van de budgettaire kosten van de vergrijzing, wordt dus niet effectief toegepast, ondanks de ruime sociaal ‐ politieke consensus die daarover bestaat. Om die strategie van voorfinanciering vandaag in de praktijk om te zetten, dient het begrotingsbeleid een andere weg in te slaan en een duidelijk meer restrictieve koers te varen. Zo niet zal ofwel de financieringslast van de vergrijzingskosten overgedragen worden op de toekomstige generaties ofwel zouden er hervormingen kunnen plaatsvinden met het oog op het verminderen van de budgettaire kosten van de vergrijzing zelf om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te herstellen.