Nieuws
Perscommuniqués
Colloquium
Laatste 5 gegevensbanken
Publicaties
Om de transparantie en informatieverstrekking te bevorderen, publiceert het FPB regelmatig de methoden en resultaten van zijn werkzaamheden. De publicaties verschijnen in verschillende reeksen, zoals de Vooruitzichten, de Working Papers en de Planning Papers. Sommige rapporten kunnen ook hier geraadpleegd worden, evenals de nieuwsbrieven van de Short Term Update die tot 2015 werden gepubliceerd. U kunt op thema, publicatietype, auteur en jaar zoeken.
Bovenstaande HTML-versie van het Fact Sheet bevat doorgaans niet alle informatie van de PDF-versie. Voor een volledige versie (met grafieken en tabellen), download het docment in het kader 'PDF & downloads'.
Nieuwe bevolkingsgegevens naar herkomst van Statbel stelden het FPB in staat om de vruchtbaarheid naar herkomst te berekenen en de geboorten naar herkomst van de moeder voor te stellen. In 2020 bedroeg het gemiddeld aantal kinderen per vrouw in België 1,54. Voor Belgische vrouwen met een Belgische achtergrond was dit 1,38, voor Belgische vrouwen met een buitenlandse achtergrond 1,58 en voor vrouwen met een buitenlandse nationaliteit 2,05. Van de kinderen geboren in 2020 had 52,3 % een Belgische moeder met Belgische achtergrond, 22,8 % een Belgische moeder met een buitenlandse achtergrond en 24,9 % een moeder met een buitenlandse nationaliteit.
Begin dit jaar publiceerde Statbel voor het eerst cijfers over de samenstelling van de bevolking in België naar herkomst. Drie grote herkomstgroepen worden onderscheiden:
Deze indeling, die tot stand kwam na consultatie van verschillende experten demografie waaronder van het Planbureau, gaat uit van de eigen huidige en eerst geregistreerde nationaliteit en de eerst geregistreerde nationaliteit van beide ouders. De groep Belgen met een buitenlandse achtergrond omvat dan enerzijds de Belgen van wie de eerste geregistreerde nationaliteit buitenlands is en anderzijds de Belgen van wie de eerste geregistreerde nationaliteit weliswaar Belgisch is, doch met één of beide ouders van wie de eerste geregistreerde nationaliteit buitenlands is.
De nieuwe gegevens laten ons ook toe om naar herkomst het gemiddeld aantal kinderen per vrouw te berekenen.
Het gemiddeld aantal kinderen per vrouw ligt het hoogst bij de niet-Belgische vrouwen en het laagst bij de Belgische vrouwen met Belgische achtergrond, respectievelijk 2,05 en 1,38. Daarnaast valt op dat met 1,58 dit gemiddelde aantal kinderen voor Belgische vrouwen met een buitenlandse achtergrond dichter aansluit bij dat van Belgische vrouwen met een Belgische achtergrond. Merk ook op dat het gemiddeld aantal kinderen per vrouw voor de totale bevolking met 1,54 in 2020 historisch eerder laag was.
De vruchtbaarheidsgraden hangen nauw samen met de leeftijd. Vrouwen die de leeftijd hebben waarop ze vaker moeder worden, zijn sterker vertegenwoordigd bij de niet-Belgische vrouwen.
We stellen inderdaad vast dat de leeftijdsgroep van 25-35 jaar, die de hoogste vruchtbaarheidsgraden laat optekenen, groter is bij de niet-Belgische vrouwen dan bij de Belgische vrouwen met Belgische of buitenlandse achtergrond. Bij de Belgische vrouwen met Belgische en buitenlandse achtergrond zijn respectievelijk de oudste en jongste leeftijdsgroepen het sterkst vertegenwoordigd. Dit zijn net de leeftijdsgroepen waarvoor de vruchtbaarheidsgraden het laagst zijn.
Bij bijna de helft van de geboorten in 2020 had de moeder een buitenlandse achtergrond of nationaliteit, respectievelijk 22,8 % en 24,9 % van de geboorten, terwijl het percentage vrouwen op vruchtbare leeftijd met buitenlandse achtergrond of nationaliteit opmerkelijk lager ligt. Vooral de minder sterke vertegenwoordiging van vrouwen met buitenlandse nationaliteit valt hierbij op. Het betrof 16,5 % van alle vrouwen op vruchtbare leeftijd tegen 23,3 % voor de Belgische vrouwen met buitenlandse achtergrond. Het in verhouding hoge percentage geboorten uit moeders met een buitenlandse nationaliteit kan worden verklaard door bovenstaande vaststellingen: hogere vruchtbaarheidsgraden en een groter deel van de vrouwen op vruchtbare leeftijd tussen 25-35 jaar (waarvoor de vruchtbaarheidsgraden het hoogst zijn).
De voorgestelde cijfers roepen nog tal van vragen op. In hoeverre hangt de sterkere aanwezigheid van de middelste leeftijdsgroepen bij de niet-Belgische vrouwen op vruchtbare leeftijd samen met de gemiddelde leeftijd waarop ze migreren? Weerspiegelt het hoger gemiddeld aantal kinderen per vrouw bij niet-Belgische vrouwen de wens om een gezin te stichten die al vóór de migratie aanwezig was maar pas erna is gerealiseerd? Houdt een lager gemiddeld aantal kinderen per vrouw bij Belgische vrouwen met buitenlandse achtergrond in dat de vruchtbaarheid van migranten van de tweede generatie lager ligt dan die van de eerste generatie? Een antwoord op zulke vragen vergt bijkomende analyse van de vruchtbaarheid naar herkomst én generatie.
Verwante documenten
Thema's
None
JEL
Keywords