Nieuws
Perscommuniqués
Colloquium
Laatste 5 gegevensbanken
Deze rubriek toont alle actualiteit m.b.t. het FPB, gaande van de meest recente studies, persberichten, en artikels tot aankondigingen van toekomstige publicaties, workshops, colloquia…
Bovenstaande HTML-versie van het communiqué bevat doorgaans niet alle informatie van de PDF-versie. Voor een volledige versie (met grafieken en tabellen), download het communiqué in PDF-formaat hieronder of in het kader 'PDF & downloads' rechtsbovenaan.
Het Jaarlijks Verslag 2023 houdt geen rekening met de nieuwe maatregelen van het pensioenakkoord van 10 juli.
De vergrijzing doet de sociale uitgaven van de overheid oplopen van 25,7% van het bruto binnenlands product (bbp) in 2022 tot een piek van 30,1% in 2050, waarna ze licht afnemen tot 29,9% in 2070. Daarnaast daalt het armoederisico van gepensioneerden tot midden de jaren 2040 om vanaf midden de jaren 2050 te stijgen. Dat blijkt uit het Jaarlijks Verslag 2023 van de Studiecommissie voor de Vergrijzing.
In 2022 bedroegen alle sociale uitgaven samen 25,7% van het bbp. Volgens de nieuwe becijfering van de Studiecommissie voor de Vergrijzing bereiken ze in het basisscenario tegen 2050 een piek van 30,1% van het bbp en nemen ze daarna licht af tot 29,9% in 2070. De budgettaire kosten van de vergrijzing op lange termijn, of het verschil van alle sociale uitgaven tussen 2022 en 2070, komt bijgevolg uit op 4,2 procentpunt van het bbp.
De pensioenen (13,5% van het bbp) en de gezondheidszorg (10,8%) zijn verantwoordelijk voor het leeuwendeel van de sociale uitgaven tegen 2070, gevolgd door de arbeidsongeschiktheid en werkloosheid (3,1%) en de kinderbijslag en overige sociale uitgaven (2,5%). De toename van de uitgaven voor pensioenen en gezondheidszorg als gevolg van de vergrijzing doet zich vooral voor tot 2040.
In vergelijking met het Jaarlijks Verslag van 2022 liggen de budgettaire kosten van de vergrijzing tussen 2022 en 2070 iets hoger in de nieuwe vooruitzichten, namelijk 0,3 procentprocent van het bbp. Dit verschil is toe te schrijven aan de periode 2022-2028 en in het bijzonder aan de opwaartse herziening van de uitgaven voor acute gezondheidszorg, die voornamelijk wordt verklaard door een methodologische verbetering.
In 2022 waren er 3,6 personen op actieve leeftijd (18-66 jaar) voor één 67-plusser. In 2070 zou dit cijfer 2,4 personen bedragen voor één 67-plusser, een daling met 34%.
De daling van het aantal werkenden per gepensioneerde is lager: terwijl er in 2022 1,8 werkenden waren per gepensioneerde zal dit in 2070 verminderen tot 1,4 werkenden, een daling met 22%.
Johan Van Gompel, voorzitter van de Studiecommissie voor de Vergrijzing: “Het aantal werkenden zal minder sterk stijgen dan het aantal gepensioneerden. In de toekomst zullen er dus proportioneel minder werkenden zijn om de pensioenuitgaven te dragen.”
Omdat de vergrijzingskosten gebaseerd zijn op verschillende onzekere factoren heeft de Studiecommissie drie alternatieve scenario’s uitgewerkt tegen 2070.
Eén van deze alternatieve scenario’s gaat uit van een lagere productiviteitsgroei op lange termijn (1% i.p.v. 1,5% in het basisscenario) waardoor de sociale uitgaven zouden stijgen tot 32,2% van het bbp in 2070 en de budgettaire kosten van de vergrijzing 2,3 procentpunt van het bbp hoger zouden uitvallen dan in het basisscenario.
De andere twee alternatieve scenario’s gaan uit van wijzigingen van het pensioengedrag naar aanleiding van de verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd in 2025 en 2030. Het basisscenario veronderstelt dat een verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd met één jaar leidt tot een pensioneringsuitstel van gemiddeld één jaar en dit voor zowel diegenen die met vervroegd pensioen gaan als diegenen die op wettelijke leeftijd met pensioen gaan. De eerste gedragsvariant gaat ervan uit dat alleen de personen die, zonder de verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd, op de wettelijke leeftijd (65 jaar) zouden zijn vertrokken hun pensioen uitstellen. In dat geval nemen de sociale uitgaven toe tot 30,6% van het bbp in 2070. De tweede gedragsvariant veronderstelt dat enkel personen die, na het optrekken van de wettelijke pensioenleeftijd, niet langer voldoen aan de loopbaanvoorwaarden voor pensionering, hun pensioen uitstellen. In dat scenario stijgen de uitgaven tot 30,9% van het bbp in 2070. Bij de beide gedragsvarianten vallen de budgettaire kosten van de vergrijzing respectievelijk 0,7 en 1 procentpunt van het bbp hoger uit dan in het basisscenario.
De vergrijzing heeft ook sociale gevolgen waaronder een impact op het armoederisico. Volgens het basisscenario daalt het armoederisico bij de gepensioneerden tot midden de jaren 2040 en stijgt het vanaf midden de jaren 2050.
De daling tot midden de jaren 2040 is te verklaren door de minimumuitkeringen die sneller stijgen dan de armoedegrens en de toename van het aantal werkende vrouwen, die een langere loopbaan en dus een hoger rustpensioen opbouwen.
De stijging vanaf midden de jaren 2050 komt onder meer door een verandering in de samenstelling van de groep alleenstaande oudere vrouwen: het aandeel weduwen, die een laag armoederisico hebben omdat ze vaak naast een rustpensioen ook een relatief hoog overlevingspensioen hebben, daalt terwijl het aandeel nooit-gehuwde en gescheiden vrouwen, waar het armoederisico hoger ligt, toeneemt. Verder speelt de toename van de groep gepensioneerden met een migratieachtergrond mee, aangezien zij een kortere loopbaan en dus een hoger armoederisico hebben.
De Studiecommissie voor de Vergrijzing (SCvV) is een onderdeel van de Hoge Raad van Financiën en werd opgericht in 2001. Het integrale rapport kan u raadplegen op de website van de Hoge Raad van Financiën en van het Federaal Planbureau.
De SCvV-projecties houden rekening met besliste maatregelen en hervormingen, of aangekondigde maatregelen met betrekking tot de sociale uitgaven waarvan de modaliteiten op datum van 6 juni 2023 voldoende duidelijk zijn.
Voor meer informatie: Rik Vanhauteghem – M. 0472 78 29 81 E. rvh@plan.be
Verwante documenten
Beschikbare gegevens
Thema's
Sociale bescherming, demografie en toekomstverkenning > Studiecommissie voor de Vergrijzing
JEL
None
Keywords