Nieuws
Perscommuniqués
Colloquium
Laatste 5 gegevensbanken
De instelling
Het Federaal Planbureau (FPB) is een onafhankelijke instelling van openbaar nut. Het maakt studies en vooruitzichten over economische, sociale en milieubeleidskwesties. Ook wordt de integratie van die beleidskwesties in een context van duurzame ontwikkeling bestudeerd.
Jean-Maurice Frère werkt sinds 1998 als expert op het Federaal Planbureau (FPB) binnen de Task Force Duurzame Ontwikkeling. Voordien werkte hij aan de KU Leuven voor het HIVA - Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving. Hij is licentiaat in de sociologie, master in de kwantitatieve analyse in de sociale wetenschappen, baccalaureaat in de wijsbegeerte en hij heeft een postuniversitair diploma in internationale betrekkingen.
Bij het FPB werkt hij mee aan de rapportering over de indicatoren van duurzame ontwikkeling en aan de analyses, evaluaties en scenario's van de federale rapporten inzake duurzame ontwikkeling, waarbij hij zich vooral toespitst op armoede en sociale insluiting. Hij heeft ook onderzoek verricht naar de huidige en toekomstige evolutie van het risico op armoede of sociale uitsluiting, naar de ecologische en sociaal-economische gevolgen van de koolstoftransitie en naar de monitoring van geestelijke gezondheidsproblemen en energiearmoede. Hij is lid van de werkgroep ‘Sociale indicatoren’ (FOD Sociale Zekerheid), de werkgroep ‘SILC & administratieve gegevens’ (Hoge Raad voor de Statistiek) en het netwerk van federale armoedeambtenaren (POD Maatschappelijke Integratie). Hij was Belgisch afgevaardigde in de indicatoren subgroep van het Comité voor sociale bescherming (2002-2016) en sinds 2021 in de Inter-Agency and Expert Group on Disaster-related Statistics van de Statistische Commissie van de VN.
België heeft eind april 2021 zijn Nationaal plan voor herstel en veerkracht ingediend bij de Europese Commissie. In dit rapport wordt de globale impact van het plan op de economische, institutionele en sociale veerkracht en op de sociale en territoriale cohesie geanalyseerd. De belangrijkste conclusie van deze impactanalyse is dat de maatregelen van het plan veel positieve effecten zouden moeten hebben op de SDG's (Sustainable development goals) en dus op de sociale cohesie en de veerkracht. Veel van deze effecten – zowel positieve als negatieve – zullen echter afhangen van de wijze waarop de maatregelen van het plan uitgevoerd zullen worden.
Welke vooruitgang heeft België geboekt op weg naar een duurzame ontwikkeling? Uit de balans van de 51 opvolgingsindicatoren van de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen (de Sustainable Development Goals van de VN of SDG's) blijkt dat bij de voortzetting van de huidige trends, weinig SDG's zullen worden bereikt tegen 2030. Om alle SDG’s te kunnen naderen of bereiken, zullen dus nieuwe beleidsmaatregelen nodig zijn. Deze conclusie strookt met de conclusies van de tien evaluaties die sinds 2005 zijn verricht.
Het eerste deel van deze Working Paper bespreekt de hoofdtrends in België inzake het armoederisico, vergeleken met die in de EU27 en de omliggende landen. Een tweede deel toont aan dat de stijging van het armoederisico bij de bevolking beneden 60 jaar voor een deel kan worden toegeschreven aan een toename van de concentratie van het ontbreken van betaald werk bij bepaalde huishoudens. Ook slagen de uitkeringen in de sociale zekerheid en de bijstand er steeds minder in om baanloze huishoudens boven de armoededrempel te tillen.
Door de COVID-19-crisis gaat het slecht met de geestelijke gezondheid van de bevolking in België. Voordien was die al zorgwekkend. Situaties van psychologische ontreddering zijn immers tussen 2004 en 2018 gestegen, depressies eveneens. En de sterfte door zelfdoding in België – hoewel dalend – blijft hoog in EU-context. Socialezekerheidsstatistieken uit de pre-COVIDperiode weerspiegelen die trends. Psychische aandoeningen verklaren sterk de stijgende trend in de langdurige arbeidsongeschiktheid. Antidepressiva en stemmingsstabilisatoren liggen aan de basis van de toenemende consumptie van terugbetaalde psychotrope geneesmiddelen. Geestelijke gezondheidsproblemen temperen de mogelijkheden van werkgelegenheids- en productiviteitsgroei en veroorzaken direct economische kosten, via uitgaven voor vervangingsinkomens en voor de behandeling van aandoeningen. Een reflectie over de post-COVID-19-strategie over geestelijke gezondheidszorg in België dringt zich op gegeven die evoluties en perspectieven.
Deze Working Paper onderzoekt welke socio-economische kenmerken de broeikasgasemissies in België bepalen. De analyse steunt op de PEACH2AIR-gegevensbank die de luchtverontreinigingsgegevens koppelt aan de consumptieve bestedingen van de huishoudens, zoals aangegeven in het huishoudbudgetonderzoek van 2014.
Het Federaal rapport inzake duurzame ontwikkeling 2019 maakt een balans van 51 opvolgingsindicatoren van de Sustainable Development Goals (SDG’s): die doelstellingen zullen in België niet worden bereikt met een voortzetting van de huidige trends. Daarna evalueert dit Rapport het huidige beleid inzake duurzame ontwikkeling. Het stelt vast dat de federale overheidsdiensten concrete resultaten hebben bereikt, hoewel een politieke impuls om de SDG’s te realiseren ontbrak. Dit Rapport analyseert ook de impact op alle SDG's van verschillende toepassingsmodaliteiten van een CO2-taks en van alternatieven voor bedrijfswagens.
Het rapport presenteert de jaarlijkse actualisering van een set aanvullende indicatoren naast het bbp die, naargelang van de beschikbaarheid van de gegevens, betrekking heeft op de periode 1990-2017. De wet van 14 maart 2014 tot aanvulling van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen met een set aanvullende indicatoren voor het meten van levenskwaliteit, menselijke ontwikkeling, de sociale vooruitgang en de duurzaamheid van onze economie geeft het Instituut voor de Nationale Rekeningen de opdracht die set indicatoren uit te werken en vertrouwt die opdracht toe aan het Federaal Planbureau
De databank PEACH2AIR koppelt de uitstoot van broeikasgassen en verzurende gassen, van gassen die bijdragen tot troposferische ozonvorming en van zwevende deeltjes aan consumentenuitgaven in België in 2014. Het is gebaseerd op gestandaardiseerde gegevens over luchtverontreiniging (inclusief luchtemissierekeningen), input-outputtabellen en de huishoudbegrotingsenquête. Uit analyses voor 2014 blijkt dat energieproducten alsook voedingsmiddelen en alcoholvrije dranken de meest luchtvervuilende uitgavencategorieën zijn.
Het rapport presenteert de jaarlijkse actualisering van een set aanvullende indicatoren naast het bbp die, naargelang van de beschikbaarheid van de gegevens, betrekking heeft op de periode 1990-2016. De wet van 14 maart 2014 tot aanvulling van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen met een set aanvullende indicatoren voor het meten van levenskwaliteit, menselijke ontwikkeling, de sociale vooruitgang en de duurzaamheid van onze economie geeft het Instituut voor de Nationale Rekeningen de opdracht die set indicatoren uit te werken en vertrouwt die opdracht toe aan het Federaal Planbureau.
Dit rapport stelt ook een composiete indicator voor om het welzijn ‘Hier en nu’ te meten. Die indicator zou in de volgende edities moeten worden aangevuld met composiete indicatoren voor de andere twee dimensies van duurzame ontwikkeling, ‘Later’ en ‘Elders’.
De gegevens zijn beschikbaar op www.indicators.be.
Het Federaal rapport inzake duurzame ontwikkeling 2017 vertrekt van de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) van de VN. Het maakt de balans van 34 indicatoren over de evolutie van België naar de SDG’s en onderzoekt de kloof tussen bestaande scenario’s en de SDG’s voor 3 domeinen: armoede, energie en vervoer. De huidige evoluties gaan in het algemeen in de goede richting, maar ze blijven ver verwijderd van de bestaande becijferde doelstellingen.
Het huidige rapport presenteert een eerste actualisering van een set aanvullende indicatoren naast het bbp die, naargelang van de beschikbaarheid van de gegevens, betrekking heeft op de periode 1990-2015. De wet van 14 maart 2014 tot aanvulling van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen met een set aanvullende indicatoren voor het meten van levenskwaliteit, menselijke ontwikkeling, de sociale vooruitgang en de duurzaamheid van onze economie geeft het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) de opdracht een set indicatoren over die vier aspecten uit te werken, die indicatoren te berekenen en jaarlijks te publiceren. Diezelfde wet van 14 maart 2014 vertrouwt de uitwerking van die set indicatoren toe aan het Federaal Planbureau. Het INR heeft in februari 2016 een eerste versie van deze set indicatoren gepubliceerd.
Deze Working Paper presenteert, op basis van informatie beschikbaar tot juli 2016, een projectie bij ongewijzigd beleid tot 2030 van de bevolking met een risico op armoede of sociale uitsluiting in België, zoals bepaald in het kader van de Europa 2020-strategie. Die bevolking zou tenderen naar 2,232 miljoen in 2018, wat 418 000 meer is dan de doelstelling van de Europa 2020- strategie. Tegen 2030 zou haar aandeel slinken tot 16,1 %. Dit is 5,6 procentpunt hoger dan wat de VNAgenda 2030 voor Duurzame Ontwikkeling als doelstelling zou vooropstellen.
Deze paper vormt de bijdrage van het Federaal Planbureau aan het rondetafelgesprek met de Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling van 11/2/2016 in het kader van taak 1.3. van het onderzoeksproject SUSPENS. Deze paper geeft een korte beschrijving van het klimaat- en sociaal beleid in België. De focus ligt daarbij op de beleidsdoelstellingen die de Belgische overheid heeft aangegaan en de mate waarin ze zijn bereikt. Uit de analyse blijkt dat België aanzienlijke inspanningen zal moeten leveren om die doelstellingen te behalen en dat een grensoverschrijdende samenwerking noodzakelijk is om de transitie naar een koolstofarme samenleving te realiseren.
Deze Working Paper presenteert een eerste balans van de vooruitgang van België naar de 17 duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen tegen 2030, die door de VN aangenomen werden. Deze balans steunt op 31 indicatoren uit de gegevensbank van duurzame-ontwikkelingsindicatoren die reeds bestond op het Federaal Planbureau. Deze Working Paper presenteert ook de gebruikte methodologieën om de indicatoren te kiezen en om hun evolutie ten opzichte van hun doelstelling te evalueren. Deze balans toont dat in verscheidene domeinen bijkomende inspanningen vereist zijn om de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen tegen 2030 te bereiken.
De wet van 14 maart 2014 tot aanvulling van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen met een set aanvullende indicatoren voor het meten van levenskwaliteit, menselijke ontwikkeling, de sociale vooruitgang en de duurzaamheid van onze economie geeft het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) de opdracht een set indicatoren over die vier aspecten uit te werken, die indicatoren te berekenen en jaarlijks te publiceren. Diezelfde wet van 14 maart 2014 vertrouwt de uitwerking van die set indicatoren toe aan het Federaal Planbureau. Het INR presenteert in deze publicatie voor het eerst een set aanvullende indicatoren die, naargelang van de beschikbaarheid van de gegevens, betrekking heeft op de periode 1990-2014.
Dit 7de Federaal rapport inzake duurzame ontwikkeling Onze consumptie en productie houdbaar maken maakt in deel A een balans op van de huidige evoluties naar de doelstellingen van duurzame ontwikkeling. In deel B verkent het twee transitiescenario’s naar een België en een wereld in duurzame ontwikkeling in 2050. Een sleutelelement van dit rapport is de federale beleidsvisie op lange termijn inzake duurzame ontwikkeling (LTV DO) die door de regering in 2013 aangenomen werd. Het omvat 55 doelstellingen die een België in duurzame ontwikkeling in 2050 beschrijven.
Het voorliggende document is het vierde zesmaandelijkse voortgangsrapport waarin het Federaal Planbureau (FPB) verslag uitbrengt over de monitoring van de relancestrategie die door de Federale regering in de zomer van 2012 werd opgestart.
Dit voortgangsverslag maakt een oplijsting van de maatregelen die opgevolgd worden en geeft een stand van zaken van de voortgang van uitvoering van die maatregelen (situatie op 30 juni 2014).
Deze Planning Paper is een antwoord op de behoefte aan informatie over het begrip langetermijnvisie (LTV) inzake duurzame ontwikkeling. Hij presenteert de basisbegrippen en bepaalde recente of lopende toepassingen op verscheidene beleidsniveaus. In dat kader situeert hij de in 2010 ingevoerde verplichting in de wet over de Belgische federale strategie inzake duurzame ontwikkeling om een LTV aan te nemen die de uitwerking van de federale plannen en rapporten moet sturen. Deze Planning Paper beschrijft ook de bijdragen van verscheidene instellingen en belanghebbenden aan de uitwerking van die LTV die in 2013 werd goedgekeurd. Ten slotte presenteert hij de doelstellingen tegen 2050 en de indicatoren van die LTV en trekt hij besluiten uit dat federale proces.
Deze nota is de bijdrage van het Federaal Planbureau aan het debat over de langetermijnvisie inzake duurzame ontwikkeling, voorgesteld door de Task Force tijdens de hoorzitting die wordt georganiseerd door de Bijzondere commissie 'Klimaat en duurzame ontwikkeling' op 3 juli 2012 in de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Deze Working Paper beschrijft het verloop van de participatieve oefening inzake toekomstverkenning “Beleidsvisie op lange termijn inzake duurzame ontwikkeling” en vat de resultaten ervan samen. Hij verzamelt de verschillende documenten van die oefening en presenteert enkele besluiten over het proces. De oefening werd georganiseerd door de Task Force Duurzame Ontwikkeling van het Federaal Planbureau tussen september 2011 en februari 2012, met een panel van Belgische experts die voor dat doel werden samengebracht.
Het Federaal rapport inzake duurzame ontwikkeling 2011 maakt in drie opzichten de balans op van twintig jaar duurzame ontwikkeling in België. Ten eerste onderzoekt het rapport de evolutie van 25 sleutelindicatoren sinds 1992. Ten tweede evalueert het de Belgische federale strategie in de periode 1997-2010. Ten derde gaat het dieper in op concrete verbintenissen uit de federale plannen. Met dat alles biedt het een stand van zaken en een evaluatie van de bestaande toestand en van het gevoerde beleid inzake duurzame ontwikkeling. Op die basis formuleert het rapport tien aanbevelingen voor de beleidsmakers om het politieke engagement voor duurzame ontwikkeling te hernieuwen.
Deze Working Paper (WP) verkent het verband tussen de sociale huishoudkenmerken enerzijds en diverse vormen van energieverbruik en luchtvervuiling veroorzaakt door de huis-houdconsumptie anderzijds. Dit gebeurt op basis van een deels experimenteel databestand dat het Huishoudbudgetonderzoek koppelt aan gegevens afkomstig van milieusatellietrekeningen voor België voor het jaar 2002. De resultaten van deze verkennende analyse worden geduid op basis van het sociologisch kader de ‘Gedragspraktijkenbenadering’.
Indicatoren, doelstellingen en visies van duurzame ontwikkeling, het Federaal rapport inzake duurzame ontwikkeling 2009, is een bijdrage tot het brede debat over indicatoren waarmee samenlevingen hun vooruitgang kunnen meten en daarover kunnen debateren.
Het rapport is gericht op de studie van een tabel met indicatoren van duurzame ontwikkeling (IDO’s). Die tabel toont in welke mate België op weg is om een aantal strategische doelstellingen van duurzame ontwikkeling (SDDO’s) te bereiken. Het rapport onderzoekt ook de keuze van die strategische doelstellingen in het kader van langetermijnvisies over de evolutie van de samenleving, het milieu, de economie en het overheidsbeleid.
De "Strategische indicatorentabel op basis van 11 jaar federale rapportering over duurzame ontwikkeling" presenteert 88 indicatoren van duurzame ontwikkeling (IDO's) over 51 problematieken. Al die IDO's geven informatie over de ontwikkeling van de samenleving. Ze werden gerangschikt in een van de vier categorieën van het DPSR-kader, naargelang ze informeren over sturende krachten (Driving forces), druk (Pressures), de toestand van het menselijk, milieu- en economisch kapitaal (State) of antwoorden van de overheid (Responses). Van 54 IDO's kon de trend beoordeeld worden ten opzichte van doelstellingen die vastgelegd werden in de strategieën inzake duurzame ontwikkeling op verschillende beleidsniveaus (wereld, Europese Unie, België). 17 van die IDO's, met gekwantificeerde en tijdgebonden cijferdoelen, werden ook beoordeeld ten opzichte van die cijferdoelen.
Naast de indicatorentabel vindt u hier ook een vragenlijst waarmee u uw mening kunt geven over deze publicatie.
Deze Working Paper (WP) herneemt de toekomstverkennende nota die gerealiseerd werd om de werkzaamheden van de Lente van het Leefmilieu in mei en juni 2008 te ondersteunen. De nota vat het deel over toekomstverkenning uit het vierde Federaal rapport inzake duurzame ontwikkeling samen. Meer in het bijzonder verduidelijkt hij de evolutie van de consumptie en productiesystemen in het algemeen en van de subsystemen voeding en huisvesting in het bij‐zonder. Hij toont hoe 21 doelstellingen van duurzame ontwikkeling (DDOʹs) op sociaal, milieu en economisch vlak bereikt kunnen worden langs twee verschillende wegen dankzij twee onderscheiden scenarioʹs, Piramide en Mozaïek geheten. Piramide legt de nadruk op een versterkte internationale samenwerking en een grootschalige technische vooruitgang, Mozaïek op de nationale ambities en veeleisender individuele gedragsveranderingen. De nota geeft ook enkele voorbeelden van te voeren beleid in beide scenarioʹs om de DDOʹs te bereiken.
Deze Working Paper (WP) presenteert de participatieve oefening die eind 2006 en begin 2007 in drie bijeenkomsten plaatsvond. De organisatie, de resultaten en de besluiten van de participatieve oefening worden beschreven. De WP geeft een inzicht in hoe de participatieve oefening voorbereid werd en hoe bepaalde resultaten bereikt werden via een backcastingbenadering met 2050 als tijdhorizon. Daarmee draagt hij bij tot de transparantie van de participatieve oefening die aan de basis ligt van het toekomstverkennende deel van het vierde Federaal rapport inzake duurzame ontwikkeling. Deze WP maakt deel uit van een pakket van drie WP’s (13-08, 14-08, 15-08) die de voorbereiding van het vierde Federaal rapport inzake duurzame ontwikkeling, dat eind 2007 gepubliceerd werd, documenteren.
Deze Working Paper (WP) analyseert de elementen van toekomstverkenning in de adviezen van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling van 2002 tot en met 2005. De analyse werd in augustus 2006 afgerond en heeft bijgedragen tot de voorbereiding van de toekomstverkenning van het vierde Federaal rapport inzake Duurzame Ontwikkeling. Deze WP maakt deel uit van een pakket van drie WP’s (13-08, 14-08, 15-08) die de voorbereiding van het vierde Federaal rapport inzake duurzame ontwikkeling, dat eind 2007 gepubliceerd werd, documenteren.
De transitie naar een duurzame ontwikkeling versnellen is het vierde Federaal rapport inzake duurzame ontwikkeling. Dit Rapport kijkt vooral naar de toekomst. Het presenteert ambitieuze, maar haalbare doelstellingen van duurzame ontwikkeling en schetst twee mogelijke wegen om die doelstellingen tegen 2050 te bereiken. Het onderzoekt de veranderingen van de consumptie- en productiepatronen in het algemeen en van het energie- en voedselsysteem in het bijzonder.
Het Rapport stelt vast dat een aantal van de huidige trends op termijn onhoudbaar zijn omdat ze negatieve gevolgen hebben voor mens, milieu en economie. Om onoplosbare problemen en onbetaalbare kosten in de toekomst te vermijden, zijn er nu maatregelen nodig. In de voorbije jaren werden reeds enkele stappen gezet om de koers van onze samenleving te wijzigen in de richting van een duurzame ontwikkeling, maar ingrijpender veranderingen zijn nodig. Het Rapport formuleert een aantal aanbevelingen waarmee de federale overheid haar beleid kan aanpassen. In de komende tien tot vijftien jaar moet de transitie naar een duurzame ontwikkeling versnellen en het beleid moet daartoe bijdragen.
Hoe zou een wereld in duurzame ontwikkeling er in 2050 kunnen uitzien? Hoe bijdragen aan de concretisering van die ontwikkeling? Waarom sociaal, milieu- en economisch beleid integreren? In het 4e Federaal rapport van het Federaal Planbureau staan twee scenario’s voor duurzame ontwikkeling centraal die antwoorden op die vragen voorstellen.
Un air pur,une alimentation suffisante, un toit, des soins de santé,des possibilités de formation sont quelques-uns des besoins vitaux de l’être humain, quel que soit l'endroit de la planète où il vit. Pour satisfaire ces besoins, les pouvoirs publics, de même que chacun d'entre nous, ont un rôle à jouer. Notre effort ne doit cependant pas se limiter aux générations actuelles. Il doit aussi garantir une vie saine et confortable à celles qui nous suivront ici et ailleurs.
Les problèmes que le développement durable peut résoudre concernent l’humanité toute entière. Un nombre croissant de pays entreprennent des actions locales et internationales pour appliquer des solutions concrètes. La tâche n ’est pas facile, car le développement durable recouvre un ensemble complexe de facteurs et d'intérêts différents.
C ’est la raison pour laquelle le troisième Rapport fédéral sur le développement durable analyse la situation actuelle. Il présente aussi une série d ’objectifs et d ’actions pour mettre en oeuvre un développement durable. Il remplit ainsi les trois missions que lui assigne la loi du 5 mai 1997 sur le développement durable:
Deze Working Paper verkent vanuit een perspectief van duurzame ontwikkeling de gevolgen van de verwachte bevolkingsveroudering op het verzekeren van bestaansmiddelen voor oudere inactieven. Dat gebeurt in het bijzonder voor de meer ontwikkelde landen waaronder België. De analyseschema's die gebruikelijk zijn voor duurzame ontwikkeling vormen het uitgangspunt én rode draad van deze paper (Federaal Planbureau, 1999; 2002).
Le deuxième Rapport fédéral sur le développement durable reprend la question posée en 1999 dans le premier Rapport: "la Belgique est-elle sur la voie d’un développement durable?". Ce Rapport y répond pour la période 1998-2001 en examinant plus précisément dix questions ou problématiques de développement. Il concrétise ainsi la notion de développement durable. Ces dix questions portent non seulement sur des problèmes à résoudre mais aussi sur des opportunités à saisir pour réaliser un développement durable. Est-il, par exemple, possible de continuer à pêcher tout en préservant la diversité biologique ? Comment faire en sorte que l’accès aux technologies de l’information et de la communication aide les gens à sortir d’une situation de pauvreté ? Les stratégies de production des entreprises peuvent-elles améliorer simultanément leurs performances sociales, environnementales et économiques ? Le Rapport montre l’intérêt de l’approche du développement durable pour traiter de telles questions en faisant intervenir simultanément plusieurs disciplines scientifiques (sciences de la nature, sociologie, économie…). Il peut aider les décideurs, que ce soit ceux de la société civile ou du monde politique, à élaborer des réponses à ces défis.
Het Federaal Planbureau (fpb) kreeg in het kader van een onderzoekscontract met de federale Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele Aangelegenheden (dwtc) de opdracht een studie te realiseren getiteld: "Transitie naar de informatiemaatschappij: perspectieven en uitdagingen voor België". Eén luik van dit onderzoek slaat op de impact van deze transitie op de situatie van armoede en dualiseirngstendenzen in België. Het fpb heeft dit onderzoeksluik opgedeeld in twee fasen en publicaties. In een eerste fase hebben Jean-Maurice Frère en Christophe Joyeux (2000) in het rapport ‘ict en dualisering: een inleidende studie’ de termen armoede, sociale uitsluiting en dualisering conceptueel uitgeklaard. De diverse armoedemeetmethodes alsmede de omvang en kenmerken van armoede in België en in een Europese context werden vervolgens beschreven. Deze studie verkent tenslotte mogelijke verbanden tussen de eerder beschreven armoedesituaties en evoluties op het vlak van Informatie- en Communicatietechnologieën (ict). In een tweede fase, waarin dit working paper kadert, wordt de relatie tussen ict en dualisering zowel inhoudelijk als statistisch verder uitgediept. De onderzoeksvragen zullen in dit eerste hoofdstuk worden toegelicht. Door middel van een analyse van de Panel Studie van Belgische Huishoudens (psbh) zal worden getracht deze onderzoeksvragen te beantwoorden.