Nieuws
Perscommuniqués
Colloquium
Laatste 5 gegevensbanken
De instelling
Het Federaal Planbureau (FPB) is een onafhankelijke instelling van openbaar nut. Het maakt studies en vooruitzichten over economische, sociale en milieubeleidskwesties. Ook wordt de integratie van die beleidskwesties in een context van duurzame ontwikkeling bestudeerd.
Hans Peeters is licentiaat in de politieke wetenschappen (KU Leuven, 1999). Hij volgde ook de bijzondere leergang pensioenrecht (KU Leuven, 2006-2007).
Hij werkte van 2000 tot 2007 als onderzoeker en onderwijsassistent aan het CeSO (KU Leuven), waar hij aanvankelijk tweede- en derdepijlerpensioenen bestudeerde aan de hand van surveygegevens. Nadien legde hij zich toe op o.m. de ontsluiting van het Pensioenkadaster. Door zijn ervaring met administratieve data en kennis over de pensioenwetgeving werd hij in 2008 projectleider bij Sigedis voor het ontwikkelen van een databank over tweedepijlerpensioenen.
Tussen 2010 en 2015 werkte hij als onderzoeker aan het CeSO (KU Leuven) aan een doctoraat over de toereikendheid van het Belgische pensioensysteem (The devil is in the detail. Delving into Belgian pension adequacy; 18/05/2016). Hij is als CeSO-medewerker nauw betrokken geweest bij de werkzaamheden van de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040.
Sinds 2016 werkt Hans aan het Federaal Planbureau. Hij werkt er voornamelijk aan het microsimulatiemodel Replica (REtirement and survivor’s Pension Calculation using Administrative data), doet er onderzoek naar tweede- en derdepijlerpensioenen en vertegenwoordigt het Federaal Planbureau binnen een aantal werkgroepen van de Europese Commissie en de OESO.
In het kader van de doorrekeningsoefening wordt de impact op de verdeling van het beschikbaar inkomen berekend van een aantal beleidsmaatregelen die worden voorgesteld door politieke partijen. Voor deze oefening wordt gebruik gemaakt van administratieve microgegevens. Deze aanpak laat toe om de impact van de bestudeerde maatregelen te verbijzonderen naar individuele en huishoudkarakteristieken. De beleidsmaatregelen waarvan de impact op de verdeling van het beschikbaar inkomen wordt doorgerekend zijn maatregelen die zich situeren binnen het domein van de sociale zekerheid en sociale bijstand, aangevuld met de regelgeving inzake kinderbijslag, de bijdrageregels die toegepast worden op deze uitkeringen en de regels inzake personenbelasting. Het instrument dat voor deze berekeningen wordt ingezet is het microsimulatiemodel EXPEDITION. De voorliggende nota beschrijft de belangrijkste eigenschappen van het model EXPEDITION en illustreert de werking van het model op basis van twee simulaties.
Dit rapport toont dat de minimumregelingen (de minimumpensioenen alsook het minimumrecht per loopbaanjaar) en de gelijkgestelde periodes de pensioenongelijkheid tussen mannen en vrouwen verminderen. Als we veronderstellen dat er geen minimumregelingen bestaan, dan zou de pensioenkloof 37% bedragen in plaats van 31%. Veronderstellen we dat de gelijkgestelde periodes niet langer worden toegekend, dan zou de kloof 43% bedragen in plaats van 31%. De gelijkstelling deeltijds werk met behoud van rechten – één welbepaald type gelijkstelling – heeft een beperkte impact op de pensioenongelijkheid tussen mannen en vrouwen. Zonder deze gelijkstelling zou de pensioenkloof 0,4 procentpunt hoger liggen.
De resultaten van dit rapport toont dat het gemiddelde pensioen van vrouwen lager ligt dan dat van mannen: in december 2017 bedroeg het gemiddelde bruto pensioenbedrag van vrouwelijke 65-plussers 1469 euro, tegenover 1920 euro bij mannen. De pensioenkloof tussen vrouwen en mannen bedroeg dus 24%. Dat de pensioenkloof niet hoger ligt kan in belangrijke mate worden toegeschreven aan het bestaan van afgeleide rechten. Zonder afgeleide rechten zou de kloof immers 50% bedragen.
Net zoals in de vorige legislaturen, neemt de regering nieuwe maatregelen om het hoofd te kunnen bieden aan de stijgende pensioenfactuur. Om deze maatregelen te onderbouwen moeten beleidsmakers beschikken over gedetailleerde informatie over de loopbanen van recent en toekomstig gepensioneerden. Dit rapport, gerealiseerd door de KU Leuven en het Federaal Planbureau op vraag van Sigedis, presenteert actuele statistieken over de loopbanen van recent en toekomstig gepensioneerden die hebben gewerkt als werknemer.
Het debat rond de betaalbaarheid van de pensioenen verengt zich grotendeels tot de wettelijke pensioenen, terwijl de betaalbaarheid van de aanvullende pensioenen nauwelijks aandacht krijgt. Nochtans heeft een toename van deze pensioenen eveneens belangrijke gevolgen voor de overheidsfinanciën. De reden hiervoor is dat aanvullende pensioenen van een (para)fiscaal gunstregime genieten, wat leidt tot minder belastinginkomsten. In dit rapport berekenen we de totale impact van de (para)fiscale subsidiëring van tweedepijlerpensioenen op de overheidsfinanciën.
In het kader van de doorrekeningsoefening wordt de impact van een aantal beleidsmaatregelen, voorgesteld door de politieke partijen, op het beschikbaar inkomen berekend met behulp van administratieve microgegevens. Deze aanpak laat toe om de impact van de bestudeerde maatregelen te verbijzonderen naar individuele en huishoudkarakteristieken. De beleidsmaatregelen waarvan de impact op het beschikbaar inkomen wordt doorgerekend zijn maatregelen die zich situeren binnen het domein van de sociale zekerheid en sociale bijstand, aangevuld met de regelgeving inzake kinderbijslag, de bijdrage- en inhoudingsregels die toegepast worden op deze uitkeringen en de regels inzake personenbelasting. Het instrument dat voor deze berekeningen wordt ingezet is het microsimulatiemodel EXPEDITION. De voorliggende nota beschrijft de belangrijkste eigenschappen van het model EXPEDITION en illustreert de werking van het model op basis van twee simulaties.
De Commissie Pensioenhervorming 2020-2040 stelde een aangepast pensioensysteem voor dat pensioenen berekent in functie van opgebouwde punten. Een belangrijk aspect daarvan was dat de lonen uit het verleden geherwaardeerd zouden worden op basis van de gemiddelde loonstijging. Deze working paper onderzoekt wie de winnaars en verliezers zijn wanneer dit herwaarderingsprincipe via een puntensysteem in het werknemersstelsel wordt ingevoerd en waarom. We tonen aan dat gepensioneerden met een laag pensioen, laaggeschoolden, huurders en vrouwen vandaag bepaalde loopbaankenmerken hebben die maken dat zij vaker dan gepensioneerden met een hoog pensioen, hooggeschoolden, eigenaars en mannen winnen bij dergelijke ingreep. Een en ander onderstreept ook het belang dat minimumregelingen spelen in de impact van zulke hervorming.
Het voorliggende rapport werd geschreven op vraag van de strategische cel van de Minister van Pensioenen. Het geeft een overzicht van het belang en de samenstelling van de gelijkgestelde periodes in de verschillende pensioenstelsels en dit zowel voor de recent gepensioneerden als voor de bevolking op actieve leeftijd.