Nieuws
Perscommuniqués
Colloquium
Laatste 5 gegevensbanken
De instelling
Het Federaal Planbureau (FPB) is een onafhankelijke instelling van openbaar nut. Het maakt studies en vooruitzichten over economische, sociale en milieubeleidskwesties. Ook wordt de integratie van die beleidskwesties in een context van duurzame ontwikkeling bestudeerd.
Gijsbrecht ‘Gijs’ Dekkers werkt sinds November 1999 bij het Federaal Planbureau, waar hij in Juni 2005 werd benoemd tot attaché. Binnen de equipe Sociale Bescherming, demografie en toekomstverkenning” is hij verantwoordelijk voor het beheer, de toepassing en de ontwikkeling van het dynamische microsimulatiemodel MIDAS. Dit model wordt gebruikt om informatie over de mogelijke impact te simuleren van de vergrijzing, het fiscaal en sociaal beleid op de geprojecteerde ontwikkelingen in de toereikendheid van pensioenen in de eerste pijler. Die informatie draagt onder meer bij aan de rapporten van de Studie Commissie voor de Vergrijzing.
Daarnaast is Gijs bezig met verschillende onderzoeksprojecten. Allereerst is hij promotor van het onderzoeksproject MIMBEL, een samenwerkingsproject tussen het FPB en CES, KU Leuven, gefinancierd door BELSPO en de FOD Sociale Zekerheid. Het doel van dit project is na te gaan of en hoe immigratie een impact heeft op de toereikendheid van de pensioenen in de eerste pijler. In het kader van dit project wordt MIDAS onder meer uitgebreid met een immigratiemodule en een structurele arbeidsaanbodvergelijking.
Gijs is ook bezig met de valorisatie en afronding van enkele projecten waarvan hij promotor was. De belangrijkste hiervan zijn het progress project MiDaL, een samenwerking tussen het FPB en CEPS/INSTEAD en IGSS, beiden in Luxemburg. In het kader van dit project werd onder meer een instrument voor de ontwikkeling van dynamische microsimulatiemodellen, LIAM2, gerealiseerd. Een tweede project is het uitvoeren van MIDAS naar Luxemburg om als uitgangspunt te dienen voor een Luxemburgse versie van het model.
Ook werkt hij aan een project dat als doel heeft het model MIDAS uit te voeren naar Hongarije, waardoor, in navolging van her voornoemde Luxemburgse project, MIDAS als uitgangspunt voor de nationale modellen van dit en mogelijk overige landen kan worden gebruikt.
Voor de projectie van indicatoren van de sociale houdbaarheid gebruikt het Federaal Planbureau het dynamische microsimulatiemodel MIDAS, dat recent een omvangrijke revisie heeft ondergaan. In deze working paper rapporteren wij een projectie tot 2070 van het armoederisico van en de inkomensongelijkheid onder ouderen, gepensioneerden en de bevolking beneden 65 jaar, in een scenario met het huidige beleid inzake pensioenen en de verwachte demografische en sociaal-economische evoluties.
MIDAS, het dynamische microsimulatiemodel dat zich richt op de sociale houdbaarheid van pensioenen, heeft de laatste jaren een omvangrijke revisie ondergaan ter verbetering van de validiteit van de projecties. Deze Working Paper doet niet alleen verslag van deze revisie, maar beschrijft ook enkele belangrijke nieuwe modules.
Deze Working Paper identificeert de kenmerken die ernstige materiële deprivatie in België verklaren, waarbij een onderscheid tussen de groep jonger dan 65 en 65-plussers wordt gemaakt. De mate van ernstige materiële deprivatie is voor beide leeftijdsgroepen afgenomen, en jongeren worden meer getroffen dan ouderen. Hoewel er een duidelijk verband is tussen inkomen en deprivatie, is de overlap verre van perfect. De correlatie tussen inkomensarmoede en deprivatie is zwakker voor de ouderen dan voor de jongeren.
Het Federaal Planbureau ontwikkelde binnen het Nowcasting project een dynamisch microsimulatie-model voor nowcasting en middellange-termijn projecties (tot 2020) van indicatoren van armoede en sociale uitsluiting. De conclusies van dit project zijn de volgende: ten eerste is gebleken dat het produceren van nowcasting en middellange-termijn projecties mogelijk is met een dynamisch microsimulatiemodel. Ten tweede suggereren de voorlopige resultaten dat het algemene armoederisico ruwweg stabiel zou blijven, waarbij het voor de 65+ zou afnemen terwijl het voor de actieve bevolking licht zou toenemen. Ten derde zou de algemene inkomensongelijkheid niet verder toenemen maar zich stabiliseren. Tenslotte, de VLWI zou verder afnemen, vooral onder invloed van de toenemende activiteitsgraad onder de bevolking op actieve leeftijd.
In de voorbereiding van het 2018 Pension Adequacy Report door de Europese Commissie en het Social Protection Committee hebben teams uit België, Zweden en Italië samengewerkt om met hun microsimulatiemodellen mogelijke ontwikkelingen in de toereikendheid van pensioenen te simuleren, uitgaande van de scenario’s en projecties die door de AWG werden ontwikkeld. Dit rapport is dus complementair aan de simulaties van de AWG betreffende de budgettaire impact van de vergrijzing. De resultaten uit dit rapport worden samengevat in paragraaf 5.1.2 van het 2018 Pension Adequacy Report.
Dit rapport stelt de impact voor van de invoering van een reële loonherwaardering en rekening houdend met budgetneutraliteit op het gemiddeld pensioen van de toekomstige generaties gepensioneerden in de werknemersregeling. Deze analyse werd gerealiseerd aan de hand van het microsimulatiemodel MIDAS.
Op vraag van de Staatssecretaris voor Armoedebestrijding stelt dit rapport de resultaten voor van twee impactstudies, nl. een verhoging (tot het niveau van de armoederisicodrempel) van de inkomensvervangende tegemoetkoming voor personen met een handicap en van de inkomensgarantie voor ouderen. De studie bestrijkt twee domeinen: enerzijds de macro-economische en budgettaire effecten met eventuele terugverdieneffecten en anderzijds de gevolgen op het armoederisico.
Op vraag van de Staatssecretaris voor Armoedebestrijding stelt dit rapport de resultaten voor van een impactstudie van een verhoging van het leefloon. De studie bestrijkt twee domeinen : enerzijds de macro-economische en budgettaire effecten met eventuele terugverdieneffecten en anderzijds de gevolgen op het armoederisico.
België, Hongarije en Zweden hebben hun dynamische microsimulatiemodellen gebruikt om mogelijke ontwikkelingen in de pensioenadequaatheid te simuleren, rekening houdend met de projecties en hypothesen van de AWG. De resultaten die worden voorgesteld in dit gezamenlijk rapport tonen de potentiële waarde van het gebruik van dynamische microsimulatie op EU-niveau. Tot slot blijkt dat het verhogen van de tewerkstellingsgraad van oudere werknemers niet alleen de pensioenuitgaven vermindert, maar ook het armoederisico bij ouderen.
In de loop van het jaar 2012 heeft de regering een aantal maatregelen geïntroduceerd in de pensioenregelingen, de werkloosheid met bedrijfstoeslag (het vroegere brugpensioen) en de werkloosheid. De macro-economische, budgettaire en so ciale effecten van die maatregelen werden geëvalueerd in bepaalde publicaties van het Federaal Planbureau of van de Studiecommissie voor de vergrijzing. De voorliggende publicatie van het Federaal Planbureau heeft als doelstelling de impact te analyseren van bepaalde maatregelen met betrekking tot de werkloosheidsuit kering en het rustpensioen naar geslacht. Deze analyse kent een dubbel perspectief: een macro-budgettair en een micro-economisch perspectief. In eerste instantie wor den de gedifferentieerde effecten voor mannen en vrouwen van de hervorming van de arbeidsmarkt, van het aantal gerechtigden op een sociale uitkering en van de gemiddelde pensioenen per regeling geanalyseerd. In tweede instantie worden de effecten geanalyseerd van bepaalde maatregelen in de takken werkloosheid en pensioen in termen van ongelijkheid en armoede, steeds met als doel de effecten op mannen en vrouwen te differentiëren.
Sinds het begin van de jaren 90 bestudeert het FPB de budgettaire houdbaarheid van de wettelijke pensioenen op lange termijn met behulp van een macrobudgettair model MALTESE. Sedert enige jaren hanteert het FPB ook een dynamisch microsimulatiemodel MIDAS om de budgettaire houdbaarheid aan te vullen met evaluaties van sociale houdbaarheid of toereikendheid van de wettelijke pensioenen. Deze Working Paper illustreert de mogelijkheden van het op elkaar afstemmen van beide modellen, dit aan de hand van de analyse van verscheidene scenario’s, met ofwel een andere macro economische omgeving (inzake werkgelegenheid en productiviteitsgroei) ofwel de impact van beleidsmaatregelen.
This working paper describes the second version of MIDAS (an acronym for ‘Microsimulation for the Development of Adequacy and Sustainability’), a dynamic population model with dynamic cross-sectional ageing. This model simulates the life spans of individuals in the base dataset, including with their interactions, for the years between 2003 and 2060. It enables to produce, on that period, adequacy assessment of pensions in Belgium that is coherent with the baseline budgetary projections of the 2009 report of the Study Committee for Ageing realized by the Federal Planning Bureau’s semi-aggregated MALTESE model. Indeed, MIDAS aligns its socio-economic and demographic projections and its macro-economic assumptions on the 2009 report of the Study Committee for Ageing. The adequacy of pensions is analysed through the replacement ratio, inequality measures among pensioners and poverty risk indicators of the elderly.
Ce working paper décrit la seconde version de MIDAS (un acronyme pour ‘Microsimulation for the Development of Adequacy and Sustainability’), un modèle de population dynamique avec vieillissement cross-sectionnel dynamique. Ce modèle simule le cycle de vie des individus de l’échantillon de base ainsi que les interactions qui existent entre ces individus, de 2003 à 2060. Il produit, pour cette période, une évaluation de l’adéquation des pensions en Belgique qui est cohérente avec la projection de référence du coût budgétaire du vieillissement du rapport 2009 du Comité d’Etude sur le Vieillissement, laquelle a été réalisée à l’aide du modèle macro-budgétaire MALTESE du Bureau fédéral du Plan. En effet, MIDAS aligne ses projections socio-économiques et démographiques ainsi que ses hypothèses macro-économiques sur la version 2009 du rapport du Comité d’Etude sur le Vieillissement. L’adéquation des pensions est analysée à l’aide du taux de remplacement, de mesures d’inégalité parmi les pensionnés et de mesures de risque de pauvreté chez les âgés.
In de context van het AIM onderzoeksproject, gefinancierd door de Europese Commissie in het 6e kaderprogramma, is een dynamisch microsimulatiemodel MIDAS ontwikkeld voor België, Duitsland en Italië. Dit is een gezamenlijk project van het Duitse DIW, het Italiaanse ISAE en het FPB. Het model simuleert de toekomstige ontwikkeling armoede en ongelijkheid bij gepensioneerden, en de herverdelende werking van pensioenen. Hierbij wordt waar mogelijk aangesloten bij de projecties en veronderstellingen van de Ageing Working Group.
In de loop van 2005 stelde de federale regering het Generatiepact voor. De invoering van een pensioenbonus is een centrale maatregel uit dat pakket. In deze Working Paper wordt nagegaan wat de mogelijke effecten zijn van die pensioenbonus op het arbeidsaanbod van mannelijke en vrouwelijke arbeiders en bedienden. Dat gebeurt door het effect van de maatre-gel te simuleren in het Micro-Economisch Pensioenmodel MEP. Het invoeren van de pensioen-bonus zal leiden tot een daling van de impliciete kosten van het uitstellen van het pensioen.
Hierbij dienen echter enkele kanttekeningen gemaakt te worden. Ten eerste wordt het effect van die bonus voor een deel wegbelast, en ten tweede lijkt dat effect voor vrouwen sterker te zijn dan voor mannen, en ook sterker voor arbeiders dan bedienden.
The Belgian Study Group on Ageing of the High Council of Finance, in its Annual Report, publishes the results of research on the budgetary and social effects of ageing. In this context, the Federal Planning Bureau, in its capacity as secretariat and main research body of the Committee, has in recent years been stepping up its efforts to deve lop models based on socioeconomic micro data. The results of one of these models, de signed to make short-term projections of poverty indicators, are presented in this paper.
Een van de taken van het Federaal Planbureau bestaat erin economische ontwikkelingen te kwantificeren en mogelijke toekomstige ontwikkelingen in kaart te brengen. Van oudsher gebruikt het Federaal Planbureau hiervoor macro- of meso-economische modellen. In deze tekst wordt een Micro-Economisch Pensioenmodel (mep) voorgesteld. Hiermee breidt het Federaal Planbureau zijn werkveld uit tot het micro-economische niveau en meer bepaald tot de werknemers- en brugpensioenen.
Eén van de meest markante feiten van de economische evolutie in de jaren 90 is de divergentie in groei tussen industrielanden. Die divergentie is er de oorzaak van dat de de trend naar convergentie die tijdens de laatste decennia werd waargenomen, wordt omgebogen. Met name de Verenigde Staten kenden een langdurige periode van economische groei met banenschepping en zonder inflatiedruk, terwijl de economische groei in Europa tijdens dezelfde periode lager was en minder lang duurde. Binnen de mogelijke verklaringen voor dit fenomeen wordt vaak verwezen naar de sterk verschillende evolutie van de productiviteitswinst aan weerskanten van de Atlantische Oceaan.
Het Federaal Planbureau (FPB) kreeg in het kader van een onderzoekscontract met de federale Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele Aan-gelegenheden (DWTC) de opdracht een studie te maken getiteld: “Transitie naar de informatiemaatschappij: perspectieven en uitdagingen voor België”. Eén luik van dat onderzoek slaat op de impact van die transitie op armoede en dualisering in België. Het FPB heeft dat onderzoeksluik opgedeeld in twee fasen en publicaties. In een eerste fase hebben Jean-Maurice Frère en Christophe Joyeux (2000) in het rapport ‘ICT en dualisering: een inleidende studie’ de termen armoede, sociale uitsluiting en dualisering conceptueel verklaard.
Het Federaal Planbureau (fpb) kreeg in het kader van een onderzoekscontract met de federale Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele Aangelegenheden (dwtc) de opdracht een studie te realiseren getiteld: "Transitie naar de informatiemaatschappij: perspectieven en uitdagingen voor België". Eén luik van dit onderzoek slaat op de impact van deze transitie op de situatie van armoede en dualiseirngstendenzen in België. Het fpb heeft dit onderzoeksluik opgedeeld in twee fasen en publicaties. In een eerste fase hebben Jean-Maurice Frère en Christophe Joyeux (2000) in het rapport ‘ict en dualisering: een inleidende studie’ de termen armoede, sociale uitsluiting en dualisering conceptueel uitgeklaard. De diverse armoedemeetmethodes alsmede de omvang en kenmerken van armoede in België en in een Europese context werden vervolgens beschreven. Deze studie verkent tenslotte mogelijke verbanden tussen de eerder beschreven armoedesituaties en evoluties op het vlak van Informatie- en Communicatietechnologieën (ict). In een tweede fase, waarin dit working paper kadert, wordt de relatie tussen ict en dualisering zowel inhoudelijk als statistisch verder uitgediept. De onderzoeksvragen zullen in dit eerste hoofdstuk worden toegelicht. Door middel van een analyse van de Panel Studie van Belgische Huishoudens (psbh) zal worden getracht deze onderzoeksvragen te beantwoorden.