Nieuws
Perscommuniqués
Colloquium
Laatste 5 gegevensbanken
Tools & info
Het FPB stelt enkele handige tools ter beschikking om informatie te zoeken op de website: zoekmachine, sitemap, JEL classification en keywords. Daarnaast vindt u hier ook de rubrieken m.b.t. het gebruik van cookies, ons gebruikershandvest en de mogelijkheid om een klacht in te dienen.
Traditioneel wordt de verantwoordelijkheid voor de CO2 die tijdens de productie van goederen en diensten wordt uitgestoten, toegewezen aan het land waar de productie plaatsvindt. De koolstofvoetafdruk is een alternatieve maatstaf van deze verantwoordelijkheid, waarbij de emissies worden toegewezen aan het land waar de goederen en diensten worden geconsumeerd. Dit artikel presenteert berekeningen van de koolstofvoetafdruk van huishoudens voor de drie Belgische gewesten, opgesplitst volgens consumptiedomein. De resultaten tonen aan dat de aandelen van de consumptiedomeinen in het totaal niet zo verschillend zijn in de drie gewesten. De verschillen in koolstofvoetafdruk per inwoner zijn dus minder het gevolg van uiteenlopende consumptieprofielen maar eerder van verschillen in uitgaven en energiemix.
De Europese Verordening nr. 691/2011 verplicht de lidstaten van de Europese Unie om zes milieu-economische rekeningen aan Eurostat te leveren. Het gaat om de drie rekeningen die sinds 2013 moeten worden geleverd, namelijk de rekening voor milieubelastingen naar economische activiteit (Environmental Taxes by Economic Activity, ETEA), de luchtemissierekeningen (Air Emissions Accounts, AEA) en de materiaalstroomrekeningen voor de gehele economie (Economy-Wide Material Flow Accounts, EW-MFA), maar ook de drie rekeningen die vanaf 2017 moeten worden geleverd, namelijk de rekeningen van de milieugoederen- en -dienstensector (Environmental Goods and Services Sector, EGSS), de uitgavenrekeningen voor milieubescherming (Environmental Protection Expenditure Accounts, EPEA) en de fysieke-energiestroomrekeningen (Physical Energy Flow Accounts, PEFA).
Het Instituut voor de nationale rekeningen (INR) presenteert in deze publicatie de luchtemissierekeningen voor de jaren 2008-2021.
In internationale overeenkomsten worden landen verantwoordelijk geacht voor de met hun productie gepaard gaande broeikasgasemissies. Door de emissies toe te wijzen aan het land waar de goederen en diensten worden verbruikt, is de koolstofvoetafdruk een alternatieve beoordeling van deze verantwoordelijkheid. Deze studie presenteert de productiegerelateerde CO2-emissies en de koolstofvoetafdruk van de drie Belgische gewesten voor het jaar 2015. De productiegerelateerde CO2-emissies zijn afgeleid uit de regionale luchtemissierekeningen (die voor deze studie werden opgesteld), terwijl de koolstofvoetafdruk van de regio's berekend is aan de hand van een input-outputmodel waarin CO2-emissies zijn opgenomen. De resultaten tonen dat voor alle drie de regio's de koolstofvoetafdruk groter is dan de productiegerelateerde emissies. Dit betekent dat hun bijdrage aan de mondiale emissies groter is wanneer zij vanuit een consumptieperspectief worden beoordeeld dan vanuit een productieperspectief.
Het Instituut voor de nationale rekeningen (INR) presenteert in deze publicatie de luchtemissierekeningen voor de jaren 2008-2020.
De Europese Verordening nr. 691/2011 verplicht de lidstaten van de Europese Unie om zes milieu-economische rekeningen aan Eurostat te leveren. Het gaat om de drie rekeningen die sinds 2013 moeten worden geleverd, namelijk de rekening voor milieubelastingen naar economische activiteit (Environmental Taxes by Economic Activity, ETEA), de luchtemissierekeningen (Air Emissions Accounts, AEA) en de materiaalstroomrekeningen voor de gehele economie (Economy-Wide Material Flow Accounts, EW-MFA), maar ook de drie rekeningen die sinds 2017 moeten worden geleverd, namelijk de rekeningen van de milieugoederen- en -dienstensector (Environmental Goods and Services Sector, EGSS), de uitgavenrekeningen voor milieubescherming (Environmental Protection Expenditure Accounts, EPEA) en de fysieke-energiestroomrekeningen (Physical Energy Flow Accounts, PEFA).
Het Instituut voor de nationale rekeningen (INR) presenteert in deze publicatie de luchtemissierekeningen voor de jaren 2008-2019.
De Europese Verordening nr. 538/2014 (tot wijziging van Verordening nr. 691/2011) verplicht de lidstaten van de Europese Unie om zes milieu-economische rekeningen aan Eurostat te leveren. Het gaat om de drie rekeningen die sinds 2013 moeten worden geleverd, namelijk de rekening voor milieubelastingen naar economische activiteit (Environmental Taxes by Economic Activity, ETEA), de luchtemissierekeningen (Air Emissions Accounts, AEA) en de materiaalstroomrekeningen voor de gehele economie (Economy-Wide Material Flow Accounts, EW-MFA), maar ook de drie rekeningen die sinds 2017 moeten worden geleverd, namelijk de rekeningen van de milieugoederen- en -dienstensector (Environmental Goods and Services Sector, EGSS), de uitgavenrekeningen voor milieubescherming (Environmental Protection Expenditure Accounts, EPEA) en de fysieke-energiestroomrekeningen (Physical Energy Flow Accounts, PEFA).
Het Instituut voor de nationale rekeningen (INR) presenteert in deze publicatie de luchtemissierekeningen voor de jaren 2008-2018.
Het Instituut voor de nationale rekeningen (INR) presenteert in deze publicatie de luchtemissierekeningen voor de jaren 2008-2017.
Deze Working Paper onderzoekt welke socio-economische kenmerken de broeikasgasemissies in België bepalen. De analyse steunt op de PEACH2AIR-gegevensbank die de luchtverontreinigingsgegevens koppelt aan de consumptieve bestedingen van de huishoudens, zoals aangegeven in het huishoudbudgetonderzoek van 2014.
De Europese Verordening nr. 691/2011 (gewijzigd door Europese Verordening nr. 538/2014) verplicht de lidstaten van de Europese Unie vanaf 2017 zes milieu-economische rekeningen aan Eurostat te leveren. Het gaat om de drie rekeningen die sinds 2013 moeten worden geleverd, namelijk de rekening voor milieubelastingen naar economische activiteit (Environmental Taxes by Economic Activity, ETEA), de luchtemissierekeningen (Air Emissions Accounts, AEA) en de materiaalstroomrekeningen voor de gehele economie (Economy-Wide Material Flow Accounts, EW-MFA), maar ook de drie rekeningen die vanaf 2017 moeten worden geleverd, namelijk de rekeningen van de milieugoederen- en -dienstensector (Environmental Goods and Services Sector, EGSS), de uitgavenrekeningen voor milieubescherming (Environmental Protection Expenditure Accounts, EPEA) en de fysieke energiestroomrekeningen (Physical Energy Flow Accounts, PEFA).
Het Instituut voor de nationale rekeningen (INR) presenteert in deze publicatie de luchtemissierekeningen voor de jaren 2008-2016.
De databank PEACH2AIR koppelt de uitstoot van broeikasgassen en verzurende gassen, van gassen die bijdragen tot troposferische ozonvorming en van zwevende deeltjes aan consumentenuitgaven in België in 2014. Het is gebaseerd op gestandaardiseerde gegevens over luchtverontreiniging (inclusief luchtemissierekeningen), input-outputtabellen en de huishoudbegrotingsenquête. Uit analyses voor 2014 blijkt dat energieproducten alsook voedingsmiddelen en alcoholvrije dranken de meest luchtvervuilende uitgavencategorieën zijn.
Het Instituut voor de nationale rekeningen (INR) presenteert in deze publicatie de luchtemissierekeningen voor de jaren 2011-2015.
De Europese Verordening 691/2011 verplicht de lidstaten van de Europese Unie om vanaf 2013 drie milieu-economische rekeningen te leveren. Het gaat om de rekening voor milieubelastingen naar economische activiteit (Environmental Taxes by Economic Activity, ETEA), de luchtemissierekeningen (Air Emissions Accounts, AEA) en de materiaalstroomrekeningen voor de gehele economie (Economy-Wide Material Flow Accounts, EW-MFA).
Het Instituut voor de nationale rekeningen (INR) presenteert in deze publicatie de luchtemissierekeningen voor de jaren 2010-2014.
Deze paper wil de lange termijn effecten op het verkeer, het leefmilieu en de openbare financiën van de geplande hervormingen in de brandstoffiscaliteit in België analyseren. In het kader van een omvangrijke belastinghervorming plant de federale overheid een gelijkschakeling van de diesel en benzineaccijnzen over de periode 2016-2018.
De voorbije twee decennia heeft de liberalisering van de internationale handel zich doorgezet en is de milieuregelgeving strenger geworden, vooral wat betreft de uitstoot van atmosferische gassen. In industrielanden wekte dit de vrees dat emissie-intensieve activiteiten steeds meer in het buitenland zouden worden uitgevoerd. In deze paper wordt een methode ontwikkeld om te testen of emissie-intensieve bedrijfstakken meer intermediaire materialen invoeren. De test wordt toegepast op de Belgische verwerkende nijverheid over de periode 1995-2007. Drie soorten atmosferische emissies worden geanalyseerd: broeikasgassen, verzurende gassen en troposferische ozonprecursoren. De resultaten geven aan dat sectoren die veel verzurende gassen (SO2, NOX en NH3) uitstoten, geneigd zijn meer intermediaire goederen in te voeren. Dat is waarschijnlijk het gevolg van de strengere toepassing van de wetgeving inzake luchtkwaliteit die een rechtstreekse impact heeft op de emissie van verzurende gassen. Dat is evenwel niet het geval voor de emissies van troposferische ozonprecursoren en, in het bijzonder, de broeikasgassen. Wat die laatste betreft, lijkt de toepassing, ondanks een strenge regelgeving, minder strikt.
Deze paper ontwikkelt een decompositie-analyse om de daling van de emissie-intensiteit in de verwerkende nijverheid te meten die kan worden toegeschreven aan offshoring. De emissie-intensiteit wordt gemeten als de hoeveelheid uitstoot per eenheid productie. Die analyse splitst de veranderingen in emissie-intensiteit op in vier effecten: een technologisch effect, dat de bijdrage van veranderingen in de productietechologie meet, een efficiëntie-effect, dat de bijdrage van de verbeterde efficiëntie in het gebruik van intermediaire goederen meet, een offshoring effect, dat de bijdrage van de substitutie van binnenlandse goederen door ingevoerde intermedaire goederen meet en een industrie-compositie-effect, dat de verschuivingen in output tussen industrieën weergeeft. De emissie-intensiteiten en de decompositie- termen voor de drie types van luchtemissies (BKG, ACID en TOPF) worden berekend op basis van data voor 23 bedrijfstakken van de verwerkende nijverheid, afkomstig van twee databanken die zijn opgesteld op het Federaal Planbureau: de luchtemissierekeningen en een tijdreeks van aanbod- en gebruikstabellen tegen constante prijzen. Volgens de resultaten van de decompositie-oefening leveren de technologische veranderingen (technologisch effect) veruit de grootste bijdrage tot de daling van de emissie-intensiteit voor de drie types van luchtemissies in de Belgische verwerkende nijverheid. De resultaten tonen ook dat het toenemend gebruik van ingevoerde intermediaire goederen (offshoring- effect) verantwoordelijk is voor 27% van de daling in intensiteit van broeikasgasemissies en voor 20% van de daling in intensiteit van verzurende emissies en troposferische precursoren in de Belgische verwerkende nijverheid tussen 1995 en 2007.