Page Title

Publicaties

Om de transparantie en informatieverstrekking te bevorderen, publiceert het FPB regelmatig de methoden en resultaten van zijn werkzaamheden. De publicaties verschijnen in verschillende reeksen, zoals de Vooruitzichten, de Working Papers en de Planning Papers. Sommige rapporten kunnen ook hier geraadpleegd worden, evenals de nieuwsbrieven van de Short Term Update die tot 2015 werden gepubliceerd. U kunt op thema, publicatietype, auteur en jaar zoeken.

Economische begroting – Economische vooruitzichten 2024-2025 – september 2024 [ Economic outlook 2025 (Sept.) - ]

De Belgische economie zou in 2024 met 1,1% groeien en in 2025 met 1,3%. Daarbij zouden resp. 16 000 en 25 000 nieuwe banen worden gecreëerd. De werkgelegenheidsgraad stijgt nauwelijks. De inflatie wordt dit jaar geraamd op 3,2% en zou in 2025 terugvallen tot minder dan 2%.

  Auteurs

Gemeenschappelijke publicatie
 
A : Auteur, C : Contribuant

  Publicatietype

Vooruitzichten

De vooruitzichten presenteren de toekomstige evoluties in België, zowel in socio-economische, budgettaire en energiedomeinen als voor de transportvraag.

De Belgische economie zou in 2024 met 1,1% groeien en in 2025 met 1,3%. De herneming vanaf de tweede helft van dit jaar wordt ondersteund door alle vraagcomponenten (uitvoer, investeringen en particuliere consumptie). Daarbij zouden dit jaar 16 000 en volgend jaar 25 000 nieuwe banen worden gecreëerd, wat aanzienlijk minder is dan voorgaande jaren. De werkgelegenheidsgraad (20-64-jarigen) neemt nauwelijks toe, van 72,1% in 2023 en 2024 tot 72,2% in 2025. De inflatie wordt dit jaar geraamd op 3,2% en zou in 2025 terugvallen tot minder dan 2%.

In vergelijking met de junivooruitzichten van het FPB is de Belgische economische groei in 2024 en 2025 neerwaarts herzien met resp. 0,3 en 0,1 procentpunt. Die herzieningen zijn toe te schrijven aan een tegenvallende groei van de consumptie en de investeringen van de gezinnen in de eerste helft van 2024 en aan een zwakkere internationale handel. De toename van de werkgelegenheid is voor elk van beide jaren met ongeveer 11 000 personen neerwaarts herzien.

Deze vooruitzichten zijn opgesteld bij ongewijzigd beleid. Ze bevatten enkel de maatregelen waarvan de modaliteiten met voldoende precisie gekend waren op 30 augustus.

De economische groei van de eurozone trekt aan, maar blijft matig

Op wereldvlak blijft de activiteit in de verwerkende nijverheid vooralsnog krimpen, terwijl de activiteit in de dienstensector een relatief sterke groei kent. Dat resulteert dit jaar in een groei van de wereldeconomie van iets meer dan 3%.

De economie van de eurozone kende meerdere kwartalen van stagnatie omdat de koopkracht van de gezinnen werd aangetast door de hoge inflatie en de investeringen onder druk stonden door de oplopende financieringskosten. In de eerste helft van dit jaar knoopte ze terug aan met een positieve groei van gemiddeld 0,3% per kwartaal. Dat eurozone-gemiddelde verbergt een grote divergentie tussen enerzijds snelgroeiende landen als Spanje, Portugal en Ierland, en anderzijds Duitsland, dat zelfs een krimp kende in het tweede kwartaal.

Het groeitempo van 0,3% per kwartaal voor de eurozone zou in de toekomst worden gehandhaafd. De sterke stijging van de lonen zou het ingezette herstel van de koopkracht moeten aanzwengelen en de particuliere consumptie stimuleren. De tijdens de pandemie opgebouwde spaartegoeden werden niet volledig geconsumeerd en zouden een bijkomende impuls kunnen geven, maar de budgettaire situatie in heel wat Europese landen zou de gezinnen daarentegen behoedzamer kunnen maken.

Tegen de achtergrond van een dalende inflatie, zou de ECB de beleidsrente verder verlagen. In het kielzog daarvan zouden ook de markttarieven moeten dalen, waardoor de financieringsvoorwaarden voor de bedrijven gunstiger worden. Daarnaast worden de investeringen ondersteund door diverse relanceprogramma’s, maar niettemin zou de investeringsgroei nagenoeg stilvallen in 2024 en pas in 2025 een bescheiden herstel boeken.

Net zoals elders in de wereld, daalt de industriële activiteit in Europa al geruime tijd. Die daling is meer uitgesproken in Europa als gevolg van hogere aardgasprijzen en het industriebeleid van onder andere China en de Verenigde Staten, waardoor hun bedrijven goedkoper kunnen produceren dan hun Europese concurrenten. Vooral Duitsland heeft zwaar te lijden onder die ontwikkelingen. Dat leidt tot een bescheiden groei van de Europese uitvoer dit jaar. Volgend jaar zou de situatie geleidelijk verbeteren dankzij meer dynamische uitvoermarkten.

Op jaarbasis zou de bbp-groei in de eurozone toenemen van 0,4% in 2023 tot 0,8% in 2024 en 1,3% in 2025.

Een geleidelijke maar breed gedragen herneming van de Belgische economische groei vanaf de tweede helft van 2024

In de loop van 2023 leidde een stagnatie van de wereldhandel tot een forse krimp van de Belgische uitvoer. Tijdens de eerste helft van 2024 hield de uitvoerdaling aan, maar was ze minder uitgesproken. De toegevoegde waarde van de industrie, die sterk gericht is op de uitvoer, kende een gelijkaardige evolutie. De binnenlandse vraag en, in het kielzog daarvan, de toegevoegde waarde van de marktdiensten hielden daaren­tegen beter stand in 2023 dan in de eerste helft van 2024 en boden zo een tegengewicht aan de malaise in de industrie. De Belgische economie kende daardoor een relatief stabiel groeipad met 0,3% per kwartaal tijdens de drie laatste kwartalen van 2023 en het eerste kwartaal van 2024, vooraleer licht te vertragen tot 0,2% in het tweede kwartaal. In lijn met de verbetering van de internationale conjunctuur, zou de Belgische economische groei aantrekken tot 0,3% vanaf het derde kwartaal van 2024 en tot 0,4% vanaf het tweede kwartaal van 2025. Op jaarbasis vertraagt de bbp-groei daardoor van 1,4% in 2023 tot 1,1% in 2024 en herneemt hij tot 1,3% in 2025.

De groeivertraging van de wereldhandel leidde tot een krimp van de Belgische uitvoer in 2023 (-3,3% in volume) en een verdere terugval in de eerste helft van 2024. In de tweede helft van 2024 en in 2025 zou de uitvoer hernemen in lijn met de aantrekkende buitenlandse vraag. Op jaarbasis leidt dat tot een verdere uitvoerdaling in 2024 (-1,9%) en pas in 2025 tot een positieve volumegroei (1,9%). Ook de invoer kent een aanzienlijke terugval in 2023 en 2024 (telkens met -2,6%), vooraleer in 2025 te hernemen met 2,3%.

Het saldo van de lopende rekening van de betalingsbalans vertoonde in 2023 een tekort van 1,0% van het bbp, maar zou in 2024 een overschot boeken (1,1%), dankzij de toename van de netto-uitvoer en een aanzienlijke ruilvoetverbetering. In 2025 zou het overschot licht afnemen (tot 0,8% van het bbp) als gevolg van de volumedaling van de netto-uitvoer.

De groei van het reëel beschikbaar inkomen van de particulieren wordt in 2023 (3,2%), in 2024 (1,5%) en in 2025 (1,6%) grotendeels ondersteund doordat de indexering van de lonen en de sociale uitkeringen, die met enige vertraging de inflatie volgt, de groei van de deflator van de particuliere consumptie overtreft. De particuliere consumptie heeft typisch een meer afgevlakt profiel dan het beschikbaar inkomen omdat grote inkomensschommelingen deels worden opgevangen door aanpassingen van de gezinsspaarquote. Die laatste wordt ook beïnvloed door de gestegen rentevoeten, die sparen aantrekkelijker maken. De volumegroei van de particuliere consumptie bedroeg 1,4% in 2023, zou dit jaar beperkt blijven tot 1,1% als gevolg van een zwakke eerste jaarhelft, en aantrekken tot 1,6% in 2025. De spaarquote van de huishoudens zou daardoor oplopen van 12,9% in 2022 tot 14,6% in 2024 en 2025.

De bedrijfsinvesteringen boekten een bijzonder sterke volumegroei in 2023 (6,0%), ondanks gestegen rentevoeten en een relatief lage industriële capaciteitsbezettingsgraad. De winstmarges van de ondernemingen bereikten – macro-economisch gezien – een historisch hoog niveau in 2021-2022, waardoor de bedrijven ruimte hebben voor zelffinanciering, onder meer voor de noodzakelijke investeringen in vergroening en digitalisering. Vanaf de tweede helft van 2024 zouden de afzetperspectieven verbeteren en blijft de winstgevendheid van bedrijven op een hoog niveau, ook al is ze afgenomen. Ook de verschillende relanceplannen zouden de investeringen blijven ondersteunen.

Tegen die achtergrond zouden de bedrijfsinvesteringen verder toenemen met 1,5% in 2024 en met 3,4% in 2025. Het cijfer voor 2024 wordt negatief beïnvloed door reeks specifieke transacties in verband met de verkoop van schepen aan het buitenland.[1] De investeringsquote van de ondernemingen (d.i. het nominaal aandeel van die investeringen in het bbp) bereikt met 17,3% van het bbp in 2025 een historisch hoog niveau.

De stijging van de hypotheekrente, de hoge kostprijs van bouwmaterialen, het klimaat van onzekerheid en de daling van de koopkracht in 2022 deden de investeringen van de gezinnen in woningen sterk terugvallen in 2022 en 2023 (een volumedaling van in totaal bijna 9%). De daling ging verder in de eerste helft van 2024, maar minder uitgesproken dan in de laatste drie kwartalen van 2023. In de tweede helft van 2024 zouden de gezinsinvesteringen uitbodemen, maar op jaarbasis dalen ze verder met 4,7%. Pas in 2025 zou opnieuw een positieve groei worden geboekt van 1,9%, tegen de achtergrond van een iets lagere hypotheekrente en de verdere koopkrachtontwikkeling.

De overheidsinvesteringen kennen een aanzienlijke volumegroei in 2023 en 2024 (respectievelijk 6,2% en 12,4%). De investeringen van de lagere overheid versnellen in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2024. Daarnaast zouden de investeringen van de federale overheid fors toenemen, vooral de investeringen van Defensie. Tot slot zouden ook de investeringen van de gewesten en gemeenschappen aanzienlijk stijgen, zij het meer in 2023 dan in 2024. In 2025 zouden de overheids­investeringen in volume licht dalen (-1,9%), vooral door de terugval van de investeringen van de lagere overheid na de gemeenteraadsverkiezingen van 2024 en de stabilisering van de investeringen door de federale overheid.

De volumegroei van de overheidsconsumptie vertraagde aanzienlijk in 2023 (1,6%) in vergelijking met 2021 en 2022, toen beleidsmaatregelen de impact van de gezondheids- en energiecrises beperkten. De al bij al nog significante toename in 2023 is toe te schrijven aan de volumegroei van de overheidslonen (door de stijging van de overheidswerk­gelegenheid) en aan de uitgaven voor gezondheidszorg. In 2024 en 2025 zou de groei van de overheidsconsumptie verder vertragen tot respectievelijk 1,4% en 1,1% als gevolg van een beperktere toename van de overheidswerk­gelegenheid en een terugval van de netto-aankopen van goederen en diensten.

De inflatie zou verder afkoelen tot gemiddeld 1,9% in 2025

De inflatie koelde in de loop van 2023 sterk af dankzij de daling van de aardgas- en elektriciteitsprijzen. In 2024 dragen beide energieproducten om twee redenen nog nauwelijks bij tot de daling van de inflatie. De jaar-op-jaargroei van de prijzen op de groothandelsmarkt is minder negatief geworden en bovendien is de neerwaartse invloed uitgedoofd van de tussen november 2022 en maart 2023 toegekende kortingen op de energiefactuur (het zogenaamde ‘basispakket’). Daardoor situeert de inflatie zich in de loop van 2024 tijdelijk op een hoger niveau, maar in 2025 zou ze opnieuw terugvallen. Die daling wordt ook in de hand gewerkt door de afkoeling van de onderliggende inflatie en de recente terugval van de olieprijzen.

Tijdens de energiecrisis, die ook aanleiding gaf tot aanzienlijke loonindexeringen, liep de onderliggende inflatie fors op in de loop van 2022. Tijdens de eerste helft van 2023 stabiliseerde de onderliggende inflatie zich en sinds midden 2023 neemt ze langzaam af. Het zou echter tot midden 2025 duren vooraleer de onderliggende inflatie zich stabiliseert op iets minder dan 2%.

De consumptieprijsinflatie zou uitkomen op gemiddeld 3,2% in 2024 en op 1,9% in 2025, terwijl de groei van de gezondheidsindex respectievelijk 3,3% en 2,1% zou bedragen. De huidige spilindex (130,67) zou overschreden worden in januari 2025. De volgende spilindex (133,28) zou niet meer in 2025 worden bereikt.

Sterke vertraging van de werkgelegenheidsgroei

Hoewel de groei van de activiteit in de marktsector in de loop van 2023 nog behoorlijk standhield, viel de groei van de marktwerkgelegenheid stelselmatig terug, onder invloed van aantrekkende productiviteitswinsten. Bovendien is de groei van de marktactiviteit in de eerste helft van dit jaar aanzienlijk teruggevallen, waardoor de werkgelegenheidscreatie verder verzwakte en zelfs volledig zou stilvallen in de tweede jaarhelft.

Die verzwakking werd oorspronkelijk ingeluid door een sterke terugval van de interimarbeid, maar laat zich inmiddels ook voelen in het merendeel van de overige markttakken. Tijdens de jongste kwartalen springt daarbij vooral het fors verlies van loontrekkende arbeidsplaatsen in de verwerkende nijverheid en de detailhandel in het oog, terwijl ook het aantal loontrekkenden in de bouwnijverheid krimpt en de werkgelegenheidsgroei in een aantal traditioneel dynamische takken in de zakelijke dienstverlening fors vertraagt.

In de loop van 2025 zou de groei van de marktactiviteit aantrekken, met in zijn zog de groei van de marktwerk­gelegenheid. Die laatste zou versnellen van 0,1% in het eerste kwartaal tot 0,3% in het vierde kwartaal. In jaargemiddelden – en gesteund door een gunstig overloopeffect – bedroeg de toename van de binnenlandse werkgelegenheid in 2023 nog 40 700 personen, maar dit jaar valt hij terug tot 15 800 personen. In 2025 trekt hij enigszins aan (+24 700 personen), ondanks een ongunstig overloop­effect voor de markt­werkgelegen­heid en ondanks de sterke afzwakking van de jobcreatie bij de overheid.

Ook de toename van de bevolking op arbeidsleeftijd komt dit en volgend jaar op een lager peil te liggen, na de tijdelijke versnelling door de komst van de Oekraïense vluchtelingen.[2] Niettemin zou de werkgelegenheidsgraad volgens de Europese definitie (concept Enquête naar de Arbeidskrachten; leeftijdsklasse 20-64 jaar) nauwelijks stijgen, nl. van 72,1% in 2023 en 2024 tot 72,2% in 2025. De indicator maakt weliswaar abstractie van de structurele stijging van het aantal werkende personen van 65 jaar en meer. De toename in die leeftijdsklasse versnelde tijdens de jongste jaren naarmate steeds meer pensioengerechtigde personen een ‘flexijob’ uitoefenden, maar krijgt volgend jaar een nog veel sterkere impuls door het optrekken van de wettelijke pensioenleeftijd.

De werkloosheid (administratief concept) liep fors op in de loop van vorig jaar, al was dat voornamelijk toe te schrijven aan de uitbreiding van de gewestelijke arbeidsbemiddeling naar steeds ruimere groepen van niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekenden. Het aantal werklozen met een RVA-uitkering bleef daarentegen licht dalen. De tragere werkgelegenheids­groei zorgt ervoor dat in de loop van dit jaar ook het aantal uitkeringsgerechtigde werklozen licht toeneemt, terwijl de verruiming van de arbeidsbemiddeling nog volop een rol speelde in de eerste twee kwartalen van dit jaar, maar nadien op kruissnelheid zou komen. In de loop van 2025 trekt de werkgelegenheidsgroei weliswaar aan, maar dat zou niet volstaan om de groei van het arbeidsaanbod – die ondersteund wordt door het optrekken van de pensioenleeftijd – volledig op te vangen. Het aantal werklozen neemt dan ook verder toe, al verzwakt die stijging naarmate het jaar vordert.

In jaargemiddelden steeg de werkloosheid met 35 200 personen in 2023 en klom de werkloosheidsgraad (admini­stratief concept) van 8,1% tot 8,6%. Dit en volgend jaar zou de werkloosheid oplopen met respectievelijk 36 900 en 17 500 personen, zodat de werkloosheidsgraad klimt tot 9,1% in 2024 en tot 9,4% in 2025. De toename van de geharmoniseerde Eurostat-werkloosheidsgraad is minder uitgesproken: hij klimt van 5,5% in 2023 tot 5,7% in 2025.

[1]     Aangezien de betrokken transacties ook geboekt worden als uitvoer, hebben ze geen invloed op het bbp.

[2]     In jaargemiddelden bedraagt de toename van de bevolking op arbeidsleeftijd 50 700 personen in 2023, maar zou terugvallen tot 23 900 personen in 2024 en 5 100 personen in 2025. Die cijfers houden rekening met de nieuwe observatie voor de bevolkingstoestand op 1 januari 2024 en wijken daarom af van diegene die gepubliceerd werden in de bevolkingsvooruitzichten (‘Federaal Planbureau en Statbel, Demo­grafische vooruitzichten 2023-2070, februari 2024’).

 


Please do not visit, its a trap for bots