Nieuws
Perscommuniqués
Colloquium
Laatste 5 gegevensbanken
Publicaties
Om de transparantie en informatieverstrekking te bevorderen, publiceert het FPB regelmatig de methoden en resultaten van zijn werkzaamheden. De publicaties verschijnen in verschillende reeksen, zoals de Vooruitzichten, de Working Papers en de Planning Papers. Sommige rapporten kunnen ook hier geraadpleegd worden, evenals de nieuwsbrieven van de Short Term Update die tot 2015 werden gepubliceerd. U kunt op thema, publicatietype, auteur en jaar zoeken.
De Belgische economische groei bedroeg in 2022 nog 3,2%, maar zou dit jaar aanzienlijk vertragen tot 1,0% en in 2024 licht hernemen tot 1,3%. Dit jaar valt de groei van de binnenlandse vraag terug, terwijl de uitvoer daalt. In 2024 blijft de groei van de binnenlandse vraag stabiel en neemt de uitvoer opnieuw toe dankzij een aantrekkende internationale handel. De inflatie piekte in 2022 op 9,6% en valt terug tot 4,4% in 2023, maar blijft aanzienlijk met 4,1% in 2024. De binnenlandse werkgelegenheid zou over 2023 en 2024 samen stijgen met 90 000 personen, na een uitzonderlijk sterke toename van 101 000 personen in 2022.
In vergelijking met de junivooruitzichten van het FPB is de Belgische economische groei in 2023 en 2024 neerwaarts herzien met telkens 0,3 procentpunt. De somberder vooruitzichten zijn vooral toe te schrijven aan de internationale omgeving, terwijl de binnenlandse vraag vrij goed stand houdt. Niettemin weegt de opwaarts herziene inflatie op de dynamiek van de particuliere consumptie in 2024.
Deze vooruitzichten zijn opgesteld bij ongewijzigd beleid. Ze bevatten enkel de maatregelen waarvan de modaliteiten met voldoende precisie gekend waren op 1 september 2023. Zoals de wet van 21 december 1994 voorschrijft, heeft het Instituut voor de Nationale Rekeningen de cijfers van de economische begroting meegedeeld aan de minister van Economie.
De vooruitzichten presenteren de toekomstige evoluties in België, zowel in socio-economische, budgettaire en energiedomeinen als voor de transportvraag.
Ondanks de enorme stijging van energie- en andere grondstoffenprijzen in 2022, heeft de economie van de eurozone een recessie nipt kunnen vermijden, mede dankzij steunmaatregelen van de overheden om de energiefactuur voor gezinnen en bedrijven te verlichten. De economische groei trok zelfs licht aan in het tweede kwartaal van 2023 (0,3%), maar zou opnieuw terugvallen in de tweede helft van dit jaar (gemiddeld 0,1% per kwartaal). Uit vertrouwensindicatoren blijkt immers dat de krimp van de industrie – een gevolg van een zwakke wereldvraag en voorraadoverschotten – minder dan voordien gecompenseerd wordt door de dienstensector. De Europese uitvoer wordt afgeremd door een tegenvallende groei van de wereldhandel in goederen, mede door de grotere belangstelling van de consumenten voor diensten (ten koste van goederen) na de opheffing van de coronarestricties. De particuliere consumptie is de voorbije maanden wat teruggevallen doordat de hoge inflatie de koopkracht van de gezinnen aantastte. Bovendien lijkt de inhaalbeweging van de consumptie na het wegvallen van de coronarestricties grotendeels uitgewerkt.
De groeivertraging in de eurozone zou niettemin beperkt blijven tot de tweede helft van dit jaar. De particuliere consumptie zou in 2024 ondersteund worden door de afkoeling van de inflatie, de gunstige situatie op de arbeidsmarkt en loonstijgingen. De uitvoer zou een licht herstel laten optekenen in het kielzog van een licht aantrekkende groei van de wereldhandel. De investeringen worden enerzijds ondersteund door de relanceprogramma’s, maar anderzijds afgeremd door de gestegen rentevoeten. De bbp-groei in de eurozone zou licht aantrekken van 0,7% in 2023 tot 1,1% in 2024.
Deze vooruitzichten gaan gepaard met belangrijke onzekerheden. Een hardnekkig hoge inflatie kan de centrale banken aanzetten tot verdere verhogingen van hun beleidsrentes en kan de langetermijnrentes verder doen oplopen. Dat zou overheden met een hoge schuldgraad in de problemen kunnen brengen. In China is het herstel na de coronacrisis kortstondig gebleken. De problemen in de vastgoedsector kunnen er uitmonden in een recessie en daardoor wegen op de groei van de wereldeconomie. Bijkomende steunmaatregelen door de Chinese overheid zouden evenwel tot sterker dan verwachte groeiprestaties kunnen leiden.
De haperende internationale handel leidde in de eerste helft van 2023 tot een terugval van de Belgische uitvoer in volume. Dat weerspiegelde zich ook in negatieve groeicijfers voor de industriële toegevoegde waarde, die sterk gericht is op de buitenlandse afzetmarkten. De binnenlandse vraag en, in het kielzog daarvan, de toegevoegde waarde van de marktdiensten hielden beter stand. Daardoor boekte het Belgisch bbp nog een volumegroei van 0,4% in het eerste kwartaal van 2023, vooraleer te verzwakken tot 0,2% in het tweede kwartaal.
De economische groei zou zich stabiliseren op 0,2% in het derde kwartaal en nadien geleidelijk aantrekken naarmate de internationale conjunctuur verbetert. Vanaf het eerste kwartaal van 2024 zou de groei uitkomen op 0,4%.
Op jaarbasis komt de Belgische bbp-groei in 2023 uit op 1,0% en trekt hij in 2024 licht aan tot 1,3%. De hogere groei in 2024 is toe te schrijven aan verbeterde uitvoermogelijkheden, terwijl de groei van de binnenlandse vraag in dat jaar nagenoeg stabiel blijft (1,6%, na 1,7% in 2023).
De evolutie van de wereldhandel doet de Belgische uitvoer terugvallen in 2023 (-1,2%), maar vervolgens hernemen in 2024 (+1,7%). Samen met de volumegroei van de binnenlandse vraag, doet dat de invoer dit jaar licht krimpen (- 0,4%) en in 2024 weer aantrekken (2,0%). Dat leidt tot een negatieve bijdrage van de netto-uitvoer tot de bbp-groei, die meer uitgesproken is in 2023 (-0,7 procentpunt) dan in 2024 (-0,3 procentpunt). Het tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans zou niettemin aanzienlijk verkleinen. In 2022 veroorzaakten torenhoge energie- en grondstoffenprijzen een tekort ten opzichte van het buitenland van 3,6% van het bbp, maar door hun terugval krimpt dat tekort in 2023 en 2024 tot resp. 1,1% en 1,3% van het bbp.
De consumptieprijsinflatie koelt in 2023 sterk af, maar blijft relatief hoog (4,4%, tegenover 9,6% in 2022). De indexering van de lonen en de sociale uitkeringen reageert met enige vertraging op de inflatie en zou daarom dit jaar aanzienlijk hoger zijn dan de inflatie. Bovendien waren er in de eerste helft van het jaar nog steeds overheidsmaatregelen van kracht om de energiefactuur van huishoudens te verlichten. De stijging van de koopkracht van de huishoudens wordt echter afgeremd door een minder uitgesproken toename van de werkgelegenheid. Globaal genomen zou het reëel beschikbaar inkomen van de particulieren in 2023 toenemen met 3,5%, na een daling met 1,4% in 2022. De particuliere consumptie bleef vrij dynamisch in de eerste helft van 2023 (+0,6% in het eerste kwartaal en +0,5% in het tweede kwartaal), mede dankzij aanzienlijke loonindexeringen in de privésector. In de tweede jaarhelft zou de volumegroei iets beperkter blijven (rond 0,4% per kwartaal), waarbij de inhaalbeweging die volgde op de coronacrisis geleidelijk uitdooft. Op jaarbasis zou de particuliere consumptie groeien met 2,6% in 2023 en herneemt de spaarquote van de gezinnen tot 13,1%.
In 2024 zou de indexering van de sociale uitkeringen en de lonen in de publieke sector gelijke tred houden met de inflatie, die slechts licht vertraagt tot 4,1%. De indexering van de lonen in de privésector zou daarentegen beperkt blijven tot 3,5%. Samen met het wegvallen van de energiesteunmaatregelen zou dat de groei van het reëel beschikbaar gezinsinkomen afremmen tot 0,4%. De groeivertraging van de consumptieve bestedingen zou minder uitgesproken zijn (1,4%), waardoor de spaarquote terugvalt tot 12,1%. Die bewegingen zijn niet ongewoon omdat de particuliere consumptie doorgaans een meer afgevlakt profiel heeft dan het beschikbaar inkomen.
De stijging van de hypotheekrente en de hoge prijzen voor bouwmaterialen deden de gezinsinvesteringen in woningen sterk terugvallen in de laatste drie kwartalen van 2022 en in de eerste helft van 2023. Op jaarbasis dalen de gezinsinvesteringen daardoor met 3% in 2023. In 2024 zou de hypothecaire rente zich stabiliseren. Samen met de koopkrachtstijging van 2023 zou dat een bescheiden herneming van de gezinsinvesteringen mogelijk maken in 2024, met een volumegroei van 1,5%.
De bedrijfsinvesteringen boekten in de eerste helft van 2023 een opmerkelijk sterke volumegroei (resp. 1,9% en 2,1% in het eerste en het tweede kwartaal). Hun groei zou nagenoeg stilvallen in de tweede helft van 2023 door de trage groei van de economische activiteit en de relatief lage industriële capaciteitsbezettingsgraad. Bovendien staat de rendabiliteit van de ondernemingen in 2023 onder druk door de forse krimp van het bruto-exploitatieoverschot. De investeringsgroei zou in de loop van 2024 verstevigen in lijn met betere vraagvooruitzichten. Op jaarbasis zouden de bedrijfsinvesteringen in 2023 een volumegroei boeken van 4,2%, dankzij de sterke eerste jaarhelft. In 2024 blijft hun toename beperkt tot 2,3%.
Na een nog forse volumegroei van 3,1% in 2022, zou de overheidsconsumptie zich nagenoeg stabiliseren in 2023 (0,2%) door het wegvallen van een aantal maatregelen om de energiefactuur van de gezinnen te verlichten. In 2024 zou de volumegroei van de overheidsconsumptie opnieuw aantrekken (0,9%). De overheidsinvesteringen zouden fors toenemen, zowel in 2023 (12,2%) als in 2024 (7,5%). Ze worden aangedreven door de investeringen van de lagere overheid in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 2024, door defensie-uitgaven en door de relanceplannen.
De Belgische consumptieprijsinflatie is na een piek van 12,3% in oktober 2022 teruggevallen tot 4,1% in augustus 2023. Die daling zou zich tot oktober verderzetten. Door de recente toename van internationale olie- en aardgasprijzen zou de inflatie vanaf november hernemen, om vervolgens opnieuw af te koelen in de tweede helft van 2024.
De onderliggende inflatie bereikte tijdens de eerste helft van dit jaar met gemiddeld 8,5% haar hoogste peil van de afgelopen decennia. Sinds de zomer tekent zich echter een geleidelijke daling af. De piek in allerlei grondstoffenprijzen, de problemen in de aanvoerketens en de indexeringsgolf van de Belgische lonen lijken immers achter de rug. In de komende maanden zou de onderliggende inflatie verder afkoelen, maar dat proces zou zeer geleidelijk verlopen. Eind 2024 zou de onderliggende inflatie immers nog steeds meer dan 2% bedragen.
De consumptieprijsinflatie zou uitkomen op gemiddeld 4,4% in 2023 en op 4,1% in 2024, terwijl de groei van de gezondheidsindex respectievelijk 4,7% en 4,3% zou bedragen. De huidige spilindex (125,60) zou overschreden worden in september 2023 en de volgende twee spilindices (128,11 en 130,67) respectievelijk in februari en juni 2024.
Met de conjuncturele verzwakking die de economie vorig jaar onderging en het aarzelend herstel dat daarop volgde, viel de groei van de werkgelegenheid in de marktsector terug van 0,55% per kwartaal tijdens de eerste jaarhelft van 2022 tot gemiddeld 0,25% in de vier daaropvolgende kwartalen. Voor de tweede helft van 2023 en voor 2024 wordt een gelijkaardig tempo verwacht, waarbij zowel de groei van de marktactiviteit als die van de productiviteit licht aantrekken.
De groei van de activiteit in de marktsector blijft nochtans uitzonderlijk arbeidsintensief. In de vijf jaar sinds het uitbreken van de coronacrisis (periode 2020-2024) zou de werkgelegenheid in de marktsector gemiddeld met 1,2% per jaar groeien, terwijl de groei van de toegevoegde waarde slechts 1,3% per jaar zou bedragen. Zowel de productiviteit per uur als de gemiddelde arbeidsduur zouden in 2024 vrijwel op hetzelfde niveau liggen als vlak voor het uitbreken van de coronacrisis. Ook de pre-coronajaren 2016-2019 werden al gekenmerkt door een relatief zwakke groei van de productiviteit per hoofd (gemiddeld 0,2% per jaar).
In jaargemiddelden – en gesteund door een bijzonder gunstig overloopeffect – nam de binnenlandse werkgelegenheid vorig jaar bijzonder sterk toe (+101 400 personen), maar in 2023 en 2024 blijft de toename beperkt tot respectievelijk 49 700 personen en 40 300 personen. De werkgelegenheidsgraad (volgens de Europese definitie) steeg van 70,6% in 2021 tot 71,9% in 2022 en zou verhogen tot 72,9% in 2024, ondanks het feit dat de groei van de bevolking op arbeidsleeftijd in de jaren 2022-2023 tijdelijk aantrekt door de instroom van Oekraïense vluchtelingen[1].
De beroepsbevolking steeg de jongste twee jaar bijzonder sterk, respectievelijk met 57 600 personen in 2021 en met 90 600 personen in 2022. Daar zijn meerdere verklaringen voor. In de eerste plaats maakten de activiteitsgraden op jongere en middelbare leeftijd een inhaalbeweging na de inzinking tijdens de coronacrisis. Die beweging komt bovenop de meer structurele toename die we sinds 2016 vaststellen en wordt in de jongste leeftijdsklassen versterkt door de gevoelige uitbreiding van de studentenarbeid. In de tweede plaats bleven de participatiegraden op oudere leeftijd onverminderd toenemen. Ten slotte wordt de toename in 2022 ook gedeeltelijk verklaard door de uitbreiding van de populatie die in aanmerking komt voor arbeidsbemiddeling en door de komst van de Oekraïense vluchtelingen. Die laatste elementen winnen in 2023 nog aan belang, maar in 2024 komen ze nagenoeg op kruissnelheid, wat ertoe bijdraagt dat de toename van de beroepsbevolking dit jaar aanzienlijk blijft (+77 600 personen), maar volgend jaar terugvalt tot +35 600 personen.
De werkloosheid daalde bijzonder sterk in de loop van 2021. Aan die neerwaartse tendens is in het tweede kwartaal van 2022 een einde gekomen, al is de stijging van de werkloosheid op dat moment voornamelijk toe te schrijven aan de impact van de verruimde arbeidsbemiddeling en de komst van de vluchtelingen. Vanaf de tweede jaarhelft van 2022 speelt ook de minder sterke werkgelegenheidsgroei een rol, zodat de werkloosheid sindsdien fors bleef oplopen. Pas vanaf het vierde kwartaal van dit jaar zou de werkloosheid opnieuw licht beginnen afnemen.
In jaargemiddelden nam de werkloosheid af met 10 900 personen in 2022 en daalde de werkloosheidsgraad (administratief concept) van 8,4% tot 8,1%. Dit jaar zou hij oplopen met 27 900 personen en volgend jaar slechts dalen met 4 700 personen. De werkloosheidsgraad klimt in 2023 tot 8,5% en valt volgend jaar terug tot 8,3%. De geharmoniseerde Eurostat-werkloosheidsgraad zou afnemen van 5,6% in 2023 tot 5,5% in 2024. De verruimde arbeidsbemiddeling en de komst van de vluchtelingen leiden vrijwel uitsluitend tot een toename van het aantal werkzoekenden zonder werkloosheidsuitkering. Hun aantal zou toenemen met 37 400 personen in de periode 2023-2024, terwijl het aantal uitkeringsgerechtigde werklozen in die periode daalt met 14 200 personen. Het aandeel van personen zonder RVA-uitkering in de administratieve werkloosheid stijgt daarmee van 39,6% in 2022 tot 45,5% in 2024.
[1] In jaargemiddelden bedraagt de toename van de bevolking op arbeidsleeftijd 45 800 personen in 2022 en 38 600 personen in 2023, maar zou terugvallen tot 3 400 personen in 2024. Die cijfers houden rekening met de nieuwe observatie voor de bevolkingstoestand op 1 januari 2023 en wijken daarom licht af van diegene die gepubliceerd werden in de bevolkingsvooruitzichten (‘Federaal Planbureau en Statbel, Demografische vooruitzichten 2022-2070, januari 2023’).
Verwante documenten
Beschikbare gegevens
Thema's
Overheidsfinanciën
Arbeidsmarkt
Macro-economische vooruitzichten en analyses
JEL
None
Keywords