Page Title

Publicaties

Om de transparantie en informatieverstrekking te bevorderen, publiceert het FPB regelmatig de methoden en resultaten van zijn werkzaamheden. De publicaties verschijnen in verschillende reeksen, zoals de Vooruitzichten, de Working Papers en de Planning Papers. Sommige rapporten kunnen ook hier geraadpleegd worden, evenals de nieuwsbrieven van de Short Term Update die tot 2015 werden gepubliceerd. U kunt op thema, publicatietype, auteur en jaar zoeken.

Economische begroting – Economische vooruitzichten 2023 van februari 2023 [ Economic outlook 2023 (Feb.) - ]

De Belgische economische groei bedroeg 3,1% in 2022 en zou dit jaar vertragen tot 1,0%. Ondanks de hoge inflatie (resp. 9,6% en 4,5%) is de particuliere consumptie in beide jaren de sterkhouder. De binnenlandse werkgelegenheid zou dit jaar stijgen met 38 000 personen, na een uitzonderlijk sterke toename met 100 000 personen in 2022.

In vergelijking met onze septembervooruitzichten is de inflatie in 2023 neerwaarts herzien. De raming voor de economische groei in 2023 komt 0,5 procentpunt hoger uit dankzij een gunstig startpunt – de economische activiteit hield vorig jaar beter stand dan verwacht – en als gevolg van verminderde zorgen over de energiebevoorrading.

Deze vooruitzichten zijn opgesteld bij ongewijzigd beleid. Ze bevatten enkel de maatregelen waarvan de modaliteiten met voldoende precisie gekend waren op 8 februari 2023. Zoals de wet van 21 december 1994 voorschrijft, heeft het Instituut voor de Nationale Rekeningen de cijfers van de economische begroting meegedeeld aan de minister van Economie.

  Auteurs

Gemeenschappelijke publicatie
 
A : Auteur, C : Contribuant

  Publicatietype

Vooruitzichten

De vooruitzichten presenteren de toekomstige evoluties in België, zowel in socio-economische, budgettaire en energiedomeinen als voor de transportvraag.

Groeivertraging maar geen recessie in de eurozone

De wereldeconomie kreeg het afgelopen jaar tegenwind door de oorlog in Oekraïne en door de negatieve impact van het zero-covidbeleid en de vastgoedcrisis op de Chinese economie. Bovendien was de Europese economie sterk afhankelijk van Rusland voor haar energiebevoorrading. De angst voor schaarste deed de aardgasprijzen in Europa spectaculair stijgen, waardoor ook de elektriciteitsprijzen piekten in de zomer van 2022. De koopkracht van de gezinnen werd aangetast, terwijl de ondernemingen geconfronteerd werden met hoge productiekosten. Bovendien zag de Europese Centrale Bank zich – net als andere westerse centrale banken – genoodzaakt om haar monetair beleid te verstrakken om de inflatie te beteugelen.

Tegen die achtergrond kende de economie van de eurozone een forse groeivertraging in de tweede helft van 2022. Meerdere factoren hebben ervoor gezorgd dat een recessie vermeden is en de economische groei in de loop van 2023 geleidelijk kan aantrekken. Zo zijn de energieprijzen ondertussen aanzienlijk teruggevallen, werden alternatieven voor Russisch gas gevonden en gaat het post-covidherstel verder. Bovendien worden de bestedingen van de gezinnen ondersteund door de gunstige ontwikkeling van de werkgelegenheid en overheidsmaatregelen om de energie­factuur te verlichten. Niettemin zou de economische groei in de eurozone in 2023 beperkt blijven tot 1,0%, na 3,5% in 2022.

De vooruitzichten zijn omgeven met onzekerheden die verband houden met het verloop van de oorlog in Oekraïne, de mate waarin de Chinese economie herstelt en de inflatie. Een sneller dan verwachte afkoeling van de inflatie kan het economisch herstel een extra impuls geven. Een hardnekkig hoge inflatie kan de centrale banken daarentegen aanzetten tot nog forsere verhogingen van hun beleidsrente, wat tot een sterker dan verwachte stijging van de langetermijn­rentes kan leiden en overheden met een hoge schuldgraad in de problemen kan brengen.

Een bescheiden Belgische bbp-groei, met de particuliere consumptie als sterkhouder

De Belgische bbp-groei hield in 2022 aanvankelijk goed stand tegen de energiecrisis, met een groei van resp. 0,6% en 0,5% in het eerste en het tweede kwartaal. Een aanzienlijke groeivertraging was echter onvermijdelijk in het derde en het vierde kwartaal (resp. 0,2% en 0,1%). Daarbij viel op dat de particuliere consumptie tot het derde kwartaal weinig hinder leek te ondervinden van de energiecrisis, terwijl de verslechterde vooruitzichten de bedrijven terughoudend maakten om te investeren. Net als voor de rest van de eurozone wordt een geleidelijk aantrekkende bbp-groei verwacht in de loop van dit jaar, dankzij de afkoeling van de inflatie en de nog steeds gunstige situatie op de arbeidsmarkt. Samen met de loonindexering, die met enige vertraging de prijsstijgingen van het afgelopen jaar compenseert, leidt dat in 2023 tot een sterke toename van de koopkracht, waardoor de particuliere consumptie de groeimotor blijft. Op jaarbasis blijft de Belgische bbp-groei niettemin bescheiden, met een groei die terugvalt van 3,1% in 2022 tot 1,0% in 2023.

De ontwikkelingen in de internationale omgeving doen de groei van de potentiële uitvoermarkten voor België vertragen in 2022 (7,9% tegenover 9,1% in 2021) en vooral in 2023 (3,4%). Net als vorig jaar zouden verliezen aan marktaandelen genoteerd worden, waardoor de volume­groei van de Belgische uitvoer dit jaar zou terugvallen tot 2,3% (tegenover 4,9% vorig jaar). In navolging van de uitvoer en de binnenlandse vraag zou ook de volumegroei van de Belgische invoer vertragen (tot 2,5%, in vergelijking met 4,6% vorig jaar). Dat leidt tot een negatieve bijdrage van de netto-uitvoer tot de bbp-groei in 2023 (-0,3 procentpunt, tegenover +0,3 procentpunt vorig jaar).

De particuliere consumptie bleef sterk groeien in het tweede en derde kwartaal van 2022, ondanks een sterk oplopende inflatie. Haar volumegroei zou pas in het vierde kwartaal van 2022 en het eerste kwartaal van 2023 nagenoeg stilvallen. In de laatste drie kwartalen van 2023 zou de consumptie aantrekken dankzij de afkoelende inflatie en de stijging van het reëel beschikbaar inkomen (zie verder). Op jaarbasis zou de groei van de particuliere consumptie dit jaar 1,6% bedragen, na 4,0% in 2022.

Over de jaren 2022 en 2023 samen zou het macro-economisch reëel beschikbaar inkomen van de particulieren goed standhouden ondanks de inflatoire druk. Het wordt immers ondersteund door een sterke werkgelegenheids­groei in 2022, overheidsmaatregelen om de energiefactuur van de gezinnen te verlichten en vooral het automatische indexeringsmechanisme voor de lonen en de sociale uitkeringen. Dat laatste gebeurt echter met enige vertraging. Zo wordt het loon van een aanzienlijk aantal werknemers in de privésector slechts éénmaal per jaar geïndexeerd, nl. in januari. Door de inflatiepiek in 2022 gaat het om een bijzonder hoge indexering begin 2023, terwijl de inflatie in de loop van het jaar terugvalt. Dat resulteert in een stijging van het reëel beschikbaar inkomen met 4,2% in 2023, na een daling met 1,6% in 2022. De inhaalbeweging van de particuliere consumptie en de daling van het reëel beschikbaar inkomen deden de spaarquote van de gezinnen in 2022 terugvallen tot zijn pre-corona niveau. De sterke groei van het reëel beschikbaar inkomen in 2023 doet de spaarquote daarentegen wat hernemen.

De bedrijfsinvesteringen worden in 2022 en 2023 enerzijds ondersteund door de diverse relanceplannen, maar anderzijds afgeremd door het klimaat van onzekerheid en een sterke stijging van de langetermijnrente. Ze werden teruggeschroefd in de laatste drie kwartalen van 2022, wat resulteerde in een jaargemiddelde volumedaling van 1,9%. Geholpen door een iets gunstiger economisch klimaat, zou de volumegroei van de investeringen geleidelijk aantrekken in de loop van 2023. Dat het herstel beperkt blijft, is ook toe te schrijven aan de aanzienlijke daling van het exploitatieoverschot van de ondernemingen als gevolg van gestegen kosten. Dat beperkt hun mogelijkheden tot zelffinanciering. Door een ongunstig startpunt blijven de bedrijfsinvesteringen op jaarbasis nagenoeg stabiel in 2023 (-0,1%).

Ook de investeringen van de gezinnen in woongebouwen vielen terug in de laatste drie kwartalen van 2022. Dankzij een gunstig startpunt (een hoog niveau in het eerste kwartaal) bedroeg de jaargroei in 2022 toch nog 2,1%. In 2023 zouden de gezinsinvesteringen een daling van 1,5% laten optekenen als gevolg van de stijging van de hypotheekrente en de (met enige vertraging optredende) impact van de daling van het reëel beschikbaar inkomen in 2022. Bovendien is er een ongunstige ontwikkeling van bepaalde voorlopende indicatoren (enquête bij de architecten en bouwvergunningen).

De volumegroei van de overheidsconsumptie was zeer hoog in 2021 als gevolg van de gedeeltelijke sluiting van bepaalde ziekenhuisdiensten in 2020. Zij viel terug tot 1,2% in 2022, mede door het wegvallen van de uitgaven in verband met de gezondheidscrisis en ondanks de verlenging van het sociale tarief voor energie en hogere uitgaven voor defensie. In 2023 zou de volumegroei van de overheidsconsumptie 1,1% bedragen, waarbij de evolutie van de overheids­bezoldigingen exclusief indexering iets minder sterk is dan in 2022.

De overheidsinvesteringen in volume zijn in 2022 licht gedaald (-1,4%), voornamelijk als gevolg van een aankoop door de Regie der Gebouwen in 2021 en het cyclische dieptepunt van de investeringen van de lokale overheden. Ze veren op in 2023 (+10,6%) onder invloed van de relanceplannen, de verhoging van het defensiebudget en de versnelling van de investeringen van de lagere overheid in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 2024.

De inflatie koelt af dankzij de gedaalde energieprijzen

In oktober 2022 piekte de Belgische inflatie, gemeten als de jaar-op-jaartoename van het nationaal indexcijfer van de consumptieprijzen, op 12,3%. De consumptieprijzen voor aardgas en elektriciteit weerspiegelden op dat moment de recordprijzen van augustus en september op de groothandelsmarkt. Sindsdien vielen de groothandelsprijzen voor aardgas en elektriciteit gevoelig terug, wat zich vertaalde in een daling van de inflatie tot 8,1% in januari 2023.

De recente daling van de inflatie verhult echter een sterke toename van de onderliggende inflatie, die geen rekening houdt met het prijsverloop van energie en niet-bewerkte voeding. De stijging van de onderliggende inflatie is reeds aan de gang sinds de tweede helft van 2021, maar versnelde nog tijdens de afgelopen maanden door een bijzonder sterke toename van de prijzen voor bewerkte voeding en diensten. De onderliggende inflatie zou pieken in het eerste kwartaal van 2023. Zo hebben de prijzen van voedingsgrondstoffen enkele maanden geleden hun piek bereikt en vallen de transportkosten sterk terug door een geleidelijke normalisering van de aanvoerketens. Bovendien zijn de forse loonindexeringen in het merendeel van de paritaire comités achter de rug en is het aannemelijk dat de meeste prijzen daar nu rekening mee houden. Dat zou leiden tot een normalisering van de prijstoenames van de goederen en diensten in de onderliggende inflatie, die dan ook geleidelijk zou afkoelen. Toch zou de onderliggende inflatie eind 2023 nog steeds meer dan 4% bedragen, wat bijzonder hoog is vanuit historisch perspectief.

De consumptieprijzen voor elektriciteit en aardgas zouden vanaf februari 2023 een negatieve bijdrage leveren tot het inflatieverloop. Dat betekent dat ze lager liggen dan in de overeenstemmende maand van 2022, hoewel ze historisch gezien zeer hoog blijven. Niet enkel de groothandelsprijzen, maar ook de overheidsmaatregelen om de energiefactuur van de gezinnen te verlichten spelen daarin een rol. Het betreft vooral het basispakket energie, dat voorziet in een maandelijkse korting op de energiefactuur voor gezinnen van november 2022 tot maart 2023, en de recente beslissing om de btw-voet op aardgas en elektriciteit te behouden op 6%, met een gedeeltelijke compensatie via een accijns­verhoging.

De consumptieprijsinflatie zou dit jaar gemiddeld 4,5% bedragen, terwijl de groei van de gezondheidsindex zou uitkomen op 4,9%, na respectievelijk 9,6% en 9,3% in 2022. Aangezien de afgevlakte gezondheidsindex tussen midden 2021 en eind 2022 met meer dan 14% toenam, werd de spilindex tijdens die periode zeven keer overschreden. In de loop van dit jaar is de toename van de afgevlakte gezondheidsindex minder uitgesproken en zou de spilindex (125,60) enkel in augustus 2023 worden overschreden. Als gevolg daarvan zouden de sociale uitkeringen in september 2023 en de wedden van het overheidspersoneel in oktober 2023 met 2% aangepast worden aan de gestegen levensduurte. De volgende spilindex (128,11) zou pas in 2024 worden bereikt.

De werkgelegenheidsgroei piekte vorig jaar, maar zwakt nu sterk af

De binnenlandse werkgelegenheid nam vorig jaar uitzonderlijk sterk toe (+100 400 personen). Gedeeltelijk was dat nog het gevolg van het herstel na de coronaschok, maar ook met inbegrip van de coronajaren was de toename van de werkgelegenheid aanzienlijk: +64 800 personen gemiddeld per jaar tijdens de periode 2020-2022, tegenover +73 300 personen per jaar tijdens de precoronaperiode 2017-2019. De werkgelegenheid in de marktsector nam bijna even sterk toe als in de precoronajaren (gemiddeld 1,4% per jaar tegen 1,7%), dankzij de al bij al behoorlijke groei van de activiteit (1,4% per jaar tegen 2,1%) en de verdere verzwakking van de productiviteitsgroei (0,0% per jaar tegen 0,5%). De werkgelegenheidscreatie bij de overheid trok zelfs licht aan (+9 900 personen tegen +8 300 personen per jaar).

In de loop van 2022 vertraagde de groei van de activiteit in de marktsector aanzienlijk. De toename van de marktwerk­gelegenheid viel dan ook terug tijdens de tweede jaarhelft, zou uiterst zwak blijven in het eerste semester van 2023 en enigszins aantrekken in het tweede semester in lijn met de activiteit. In jaargemiddelden zou de marktwerk­gelegenheid dit jaar met 0,8% toenemen, bij een bescheiden groei van de activiteit (0,9%) en een vrijwel stagnerende productiviteit. De toename van de binnenlandse werk­gelegen­heid valt daardoor terug tot 38 100 personen in 2023 (waarvan +7 300 personen bij de overheid).

De werkgelegenheidsgraad[1] is toegenomen van 70,5% in 2019 tot 72,0% in 2022 (voorlopige raming), maar zou dit jaar slechts in beperkte mate stijgen en op 72,3% uitkomen. Net als vorig jaar wordt zijn toename afgeremd door de sterke instroom van Oekraïense vluchtelingen, die tot een meer uitgesproken stijging van de Belgische bevolking op arbeidsleeftijd leidt (van +18 500 personen in 2021 tot +38 800 personen in 2022 en +32 100 personen in 2023).

Momenteel is slechts een beperkt gedeelte van de vluchtelingen actief op de arbeidsmarkt. De uitzonderlijk sterke toename van de beroepsbevolking in 2022 (+ 89 600 personen) is dan ook veeleer toe te schrijven aan de toename van de arbeidsmarktparticipatie in de oudere leeftijdsklassen, de forse verhoging van de studentenarbeid, de inhaalbeweging die de activiteitsgraden in de jongere leeftijdsklassen post corona maakten en de ruimere invulling die het Waals Gewest sinds december 2021 geeft aan de registratie van ‘vrij ingeschreven’ werkzoekenden. Die laatste twee factoren dragen in 2023 minder sterk bij tot de groei van het arbeidsaanbod, waardoor de toename van de beroepsbevolking terugvalt tot +48 800 personen.

De werkloosheid liep op vanaf het tweede kwartaal van 2022. Aanvankelijk was dat vooral onder impuls van een forse toename van niet-uitkeringsgerechtigde werklozen, als gevolg van de veranderde regelgeving in het Waals Gewest en van de inschrijving van Oekraïense werkzoekenden. Naarmate de conjunctuur vertraagde, daalde ook het aantal uitkeringsgerechtigde werklozen niet langer. De werkloos­heid zou nog licht oplopen in het eerste kwartaal van dit jaar, maar zich in het tweede kwartaal stabiliseren en tijdens de tweede jaarhelft terugvallen dankzij de sterkere werkgelegenheids­creatie. Een gunstig overloopeffect deed de werkloosheid in 2022 jaargemiddeld toch nog afnemen met 10 900 personen, terwijl ze door een ongunstig startpunt dit jaar zou stijgen met 10 700 personen. De werkloosheids­graad (administratief concept) daalde van 8,4% in 2021 tot 8,1% in 2022 en zou dit jaar op 8,2% uitkomen. De geharmoniseerde Eurostat-werkloosheids­graad zou stijgen van 5,6% in 2022 tot 5,7% in 2023.


[1]     Volgens de Europese definitie: leeftijdsklasse 20-64 jaar, EAK-cijfers.

  Beschikbare gegevens

None

  Thema's

  JEL

None

  Keywords

None


Please do not visit, its a trap for bots