Page Title

Publicaties

Om de transparantie en informatieverstrekking te bevorderen, publiceert het FPB regelmatig de methoden en resultaten van zijn werkzaamheden. De publicaties verschijnen in verschillende reeksen, zoals de Vooruitzichten, de Working Papers en de Planning Papers. Sommige rapporten kunnen ook hier geraadpleegd worden, evenals de nieuwsbrieven van de Short Term Update die tot 2015 werden gepubliceerd. U kunt op thema, publicatietype, auteur en jaar zoeken.

Economische begroting – Economische vooruitzichten 2022-2023 van september 2022 [ Economic outlook 2023 (Sep.) - ]

De Belgische inflatie zou in 2022 gemiddeld op 9,4 % uitkomen en in 2023 enigszins afkoelen tot 6,5 %. De economische activiteit zou dit jaar nog toenemen met 2,6 % dankzij een nog sterke eerste jaarhelft, maar de recordinflatie en het onzekere economische klimaat (o.m. zorgen over de energiebevoorrading) doen de bbp-groei in 2023 fors vertragen tot 0,5 %. De werkgelegenheidscreatie zou verzwakken, maar over beide jaren samen toch bijna 140 000 personen bedragen.

In vergelijking met onze junivooruitzichten is de inflatie in 2022 en vooral in 2023 fors opwaarts herzien. De raming voor de economische groei in 2022 is onveranderd gebleven, maar gaat gepaard met een opvallend sterke werkgelegenheidscreatie. De raming voor de bbp-groei in 2023 is daarentegen meer dan gehalveerd.

Deze vooruitzichten zijn opgesteld bij ongewijzigd beleid. Ze bevatten enkel de maatregelen waarvan de modaliteiten met voldoende precisie gekend waren op 2 september 2022. Zoals de wet van 21 december 1994 voorschrijft, heeft het Instituut voor de Nationale Rekeningen de cijfers van de economische begroting meegedeeld aan de minister van Economie.

  Auteurs

Gemeenschappelijke publicatie
 
A : Auteur, C : Contribuant

  Publicatietype

Vooruitzichten

De vooruitzichten presenteren de toekomstige evoluties in België, zowel in socio-economische, budgettaire en energiedomeinen als voor de transportvraag.

De economie van de eurozone stevent af op een recessie deze winter

De economie van de eurozone liet in 2021 een groei van 5,3 % optekenen. De inhaalbeweging na de coronaschok zette zich verder in de eerste helft van dit jaar, geholpen door het wegvallen van nagenoeg alle coronamaatregelen en door een forse heropleving van de toeristische sector.

Door de oorlog in Oekraïne en de sancties tegen Rusland zijn de economische vooruitzichten aanzienlijk verslechterd. Rusland is niet alleen een belangrijke uitvoerder van energie, maar samen met Oekraïne ook van landbouwproducten. Buiten het conflictgebied wordt Europa het sterkst getroffen door zijn geografische nabijheid en zijn afhankelijkheid van Rusland voor zijn energiebevoorrading. De angst voor energieschaarste heeft de aardgasprijzen in Europa spectaculair doen stijgen, waardoor ook de elektriciteitsprijzen pieken. De koopkracht van de gezinnen wordt aangetast door de hoge prijzen voor voeding en energie, terwijl de ondernemingen geconfronteerd worden met hoge productiekosten en bijkomende toeleveringsproblemen.

Tegen die achtergrond gaan deze vooruitzichten uit van een beperkte economische krimp in de eurozone in het vierde kwartaal van 2022 en het eerste kwartaal van 2023 (resp. -0,3 % en -0,2 %). Vanaf het tweede kwartaal zou de economische activiteit terug aantrekken met 0,4 % à 0,5 % per kwartaal onder impuls van geleidelijk dalende energieprijzen en het post-coronaherstel dat de groei nog steeds ondersteunt. Op jaarbasis zou de bbp-groei in de eurozone in 2022 nog uitkomen op 2,9 %, dankzij een gunstig eerste semester, maar volgend jaar slechts 0,4 % bedragen.

De vooruitzichten zijn omgeven met risico’s die overwegend negatief zijn. Ongerustheid over de energiebevoorrading kan de prijzen voor gas en elektriciteit verder opdrijven. Een hardnekkig hoge inflatie zou de centrale banken in de VS en in Europa kunnen aanzetten tot nog forsere verhogingen van hun beleidsrente, wat tot een sterker dan verwachte stijging van de langetermijnrentes kan leiden en overheden met een hoge schuldgraad in de problemen kan brengen.

De Belgische economie zou de twee komende kwartalen stagneren en daardoor slechts met 0,5 % groeien in 2023

De Belgische bbp-groei hield met 0,5 % in het eerste kwartaal van 2022 goed stand ondanks sterk gestegen grondstoffenprijzen en verstoringen in de aanvoerketens. De groei verzwakte in het tweede kwartaal, maar bleef positief (0,2 %) en zou zich handhaven in het derde kwartaal (0,2 %). De piekende inflatie zou het zwaarst wegen op de Belgische economie in het vierde kwartaal van 2022 en het eerste kwartaal van 2023, wanneer de economische groei stilvalt. De zeer hoge energieprijzen treffen vooral de energieintensieve ondernemingen, die hun productie wellicht moeten verminderen of zelfs tijdelijk stopzetten, wat de Belgische uitvoer afremt. De bbp-groei zou in het tweede kwartaal van 2023 opnieuw positief worden en in de tweede helft van het jaar verder aantrekken. Dat resulteert in een Belgische bbp-groei van 2,6 % in 2022 en  0,5 % in 2023. In 2022 wordt de groei vooral ondersteund door de particuliere consumptie. In 2023 zou de groei van alle bestedingscomponenten van het bbp aanzienlijk vertragen, met uitzondering van de investeringen van de ondernemingen en van de overheid.

Na de inhaalbeweging in 2021 vertraagt de groei van de potentiële uitvoermarkten aanzienlijk in 2022 (5,0 %) en nog meer in 2023 (0,8 %). De volumegroei van de Belgische uitvoer zou daardoor sterk terugvallen tot respectievelijk 4,0 % en 1,1 %. In lijn met de uitvoer en de binnenlandse vraag zou ook de volumegroei van de Belgische invoer vertragen (tot respectievelijk 4,5 % en 1,4 %). Dat leidt tot een negatieve bijdrage van de netto-uitvoer tot de bbp-groei (respectievelijk -0,4 en -0,3 procentpunt).

Ondanks de forse inflatieversnelling zet de inhaalbeweging van de particuliere consumptie, die in 2021 is ingezet, zich door in 2022 dankzij een positief overloopeffect en een sterke groei in de eerste twee kwartalen. De groei van de particuliere consumptie zou in de volgende drie kwartalen evenwel stilvallen, alvorens in de laatste drie kwartalen van 2023 te hernemen. Op jaarbasis zou de groei van de particuliere consumptie derhalve 4,2 % bedragen in 2022 en 0,8 % in 2023. Het reëel beschikbaar inkomen van de particulieren staat immers onder druk door de inflatieopstoot die eind 2022-begin 2023 zou pieken, al wordt het deels – en met enige vertraging – beschermd door de automatische indexering van de lonen en de sociale uitkeringen. De groei van het macro-economisch reëel beschikbaar inkomen van de particulieren zou in 2022 sterk vertragen, maar mede dankzij de sterke toename van de werkgelegenheid positief blijven (0,7 %). Bij een groei van de Belgische bevolking met 0,8 %, zou het reëel beschikbaar inkomen per inwoner (of ‘gemiddelde koopkracht’) dus licht dalen (-0,1 %).

In 2023 blijft de inflatie hoog, maar zou ze enigszins afkoelen (zie verder). Daardoor zou de indexering van de lonen en sociale uitkeringen, die met een zekere vertraging op de inflatie reageert, in dat jaar de inflatie overtreffen. De reële toename van het inkomen van de particulieren wordt echter afgeremd door de veel beperktere werkgelegenheidsgroei. Het macro-economisch reëel beschikbaar inkomen van de particulieren zou in 2023 met 1,3 % stijgen en het equivalent daarvan per inwoner met 0,7 %.

De bedrijfsinvesteringen kenden een krachtig en snel herstel na het dieptepunt van de gezondheidscrisis, maar vielen opnieuw terug tussen midden 2021 en midden 2022. Deze vooruitzichten gaan uit van een licht herstel naar het einde van 2022, gevolgd door een geleidelijk sterkere volumegroei in de loop van 2023. Op jaarbasis komt dat neer op een daling van -2,2 % in 2022, gevolgd door een herneming van 1,3 % in 2023. De bedrijfsinvesteringen worden enerzijds ondersteund door de verschillende relanceplannen, maar anderzijds afgeremd door het klimaat van onzekerheid en de stijging van de langetermijnrente.

Deze factoren beïnvloeden, samen met de beperkte toename van de koopkracht, ook de volumegroei van de investeringen van de gezinnen in woongebouwen. Die vertraagt aanzienlijk ten opzichte van 2021, maar zou toch nog 2,9 % bedragen in 2022 (grotendeels dankzij een sterk eerste kwartaal). Voor 2023 wordt een verdere vertraging verwacht tot 1,2 %.

De volumegroei van de overheidsconsumptie zou in 2022 sterk blijven (2,9 %), vooral door de voortzetting van maatregelen die verband houden met de gezondheidscrisis (het testen en de aankoop van vaccins) en van steunmaatregelen voor de gezinnen om de hoge energieprijzen te compenseren. Bovendien blijft de groei van de werkgelegenheid bij de overheid, en dus van de loonmassa in de overheidssector, relatief hoog. In 2023 zou de overheidsconsumptie in volume licht dalen (-0,3 %) door het verdwijnen van een aantal tijdelijke (vooral covidgerelateerde) maatregelen. De netto-aankoop van goederen en diensten zou terugvallen, terwijl de groei van de werkgelegenheid bij de overheid zou vertragen.

De overheidsinvesteringen zouden zowel in 2022 als in 2023 sterk toenemen (jaarlijks met ongeveer 5 % in volume) onder impuls van de diverse relanceplannen, defensie-uitgaven en de investeringen van de lagere overheid. 

De inflatie zou terugvallen in de loop van volgend jaar, maar blijft hoog vanuit historisch perspectief

Hoewel de zomermaanden traditioneel gepaard gaan met een seizoensgebonden daling van de aardgas- en elektriciteitsprijzen, was dat dit jaar allesbehalve het geval. Er heerste paniek op de energiemarkten door een samenloop van omstandigheden. Vooral de vrees voor het stilvallen van de leveringen van Russisch aardgas aan Europa speelden een rol, maar ook het feit dat een groot deel van de Franse kerncentrales tijdelijk buiten werking is gesteld, joeg de Europese groothandelsprijzen voor aardgas en elektriciteit de hoogte in. Op basis van het gemiddelde van de termijnmarktnoteringen van 10 tot 23 augustus houden deze vooruitzichten voor 2023 rekening met een aardgasprijs van gemiddeld 214 EUR/MWh en met een elektriciteitsprijs van 461 EUR/MWh. Dat is meer dan een verviervoudiging ten opzichte van de prijzen in 2021. Ook de olieprijzen zijn momenteel beduidend hoger dan een jaar geleden, maar die toename is veel minder uitgesproken.

De Belgische inflatie steeg van 0,3 % in januari 2021 tot net geen 10 % in augustus 2022, een niveau dat niet meer bereikt werd sinds 1976. Die evolutie wordt hoofdzakelijk verklaard door het energieprijsverloop, maar de energieprijzen en de hogere lonen (door de automatische loonindexering) sijpelen steeds meer door in de prijzen van andere goederen en diensten. Bovendien zorgen verstoringen van de aanvoerketens nog steeds voor productiebelemmeringen, met bijkomende opwaartse prijsdruk tot gevolg. De toename van de inflatie zou nog niet ten einde zijn. Van september tot december 2022 zou de consumptieprijsinflatie gemiddeld meer dan 10 % bedragen.

In de loop van 2023 zou de inflatie in neerwaartse lijn evolueren. De energieprijzen zouden hoog blijven, maar na de winter wel enigszins terugvallen. Bovendien zijn de prijzen van voedingsgrondstoffen al enige tijd aan het dalen. Ook de onderliggende inflatie zou bijdragen tot de geleidelijke inflatieafkoeling. Dat is niet zozeer het gevolg van opvallende prijsdalingen, maar eerder van het feit dat de prijzen minder sterk zouden toenemen dan in de loop van 2022.

Met een btw-verlaging op elektriciteit en aardgas, de toekenning van het sociaal tarief aan personen die recht hebben op een verhoogde tegemoetkoming, de verwarmingspremie, een premie voor gezinnen die op stookolie of propaan verwarmen en de accijnsverlaging op benzine en diesel nam de federale overheid heel wat maatregelen die de energiefactuur van de gezinnen verlichten en ook een matigende impact hebben op het indexcijfer van de consumptieprijzen. In deze vooruitzichten houden we rekening met de recent aangekondigde verlenging van een aantal van die maatregelen tot eind maart 2023.

Niettemin zou de inflatie zowel dit jaar (9,4 %) als volgend jaar (6,5 %) bijzonder hoog zijn. De groei van de gezondheidsindex zou in 2022 (9,1 %) wat lager uitkomen dan de inflatie en in 2023 (7,0 %) wat hoger. Die groeiverschillen zijn het gevolg van de benzine- en dieselprijzen, die toenemen in 2022 en terugvallen in 2023.

Tussen   midden 2021 en midden 2023 zou de gezondheidsindex toenemen met ongeveer 18 %. Op basis van de voorliggende inflatievooruitzichten zou de spilindex (die in stappen van 2 % verhoogd wordt) tijdens die periode dan ook niet minder dan negen keer overschreden worden. De eerste vijf overschrijdingen gebeurden in augustus 2021, december 2021, februari 2022, april 2022 en juli 2022. De spilindex zou nog in oktober 2022, december 2022, februari 2023 en juli 2023 overschreden worden.

De werkgelegenheidsgroei was post-corona uitzonderlijk krachtig, maar zwakt nu aanzienlijk af

De arbeidsmarkt heeft zich bijzonder snel hersteld van de schok die de coronacrisis teweegbracht. Het herstel werd al ingezet in de tweede jaarhelft van 2020 en won vorig jaar aan kracht. Ook tijdens de eerste jaarhelft van 2022 bleef de werkgelegenheid bijzonder sterk groeien. De groei van het arbeidsvolume was nog meer uitgesproken, omdat ook de arbeidsduur toenam naarmate het beroep op tijdelijke werkloosheid werd afgebouwd. Terzelfdertijd werden de productiviteitswinsten per uur die waren opgebouwd tijdens en vlak na de crisis, ongedaan gemaakt.

Momenteel ondergaat de economie een conjuncturele vertraging die verder zou uitdiepen tijdens de volgende twee kwartalen, terwijl het herstel geleidelijk op gang komt vanaf het tweede kwartaal van volgend jaar. Daardoor valt de werkgelegenheidsgroei gevoelig terug tijdens de twee volgende kwartalen, en trekt hij daarna slechts matig aan. De zwakkere ontwikkeling van de economische activiteit zou ook gedeeltelijk opgevangen worden door ‘labour hoarding’. Het afgelopen jaar werd immers gekenmerkt door oplopende krapte in meerdere arbeidssegmenten, waardoor bedrijven minder geneigd zijn om hun personeelsbestand in te krimpen. Enerzijds zou er een hernieuwd beroep worden gedaan op tijdelijke werkloosheid, weliswaar veel minder uitgesproken dan tijdens het dieptepunt van de coronacrisis. De herneming van de arbeidsduur stokt daardoor tijdelijk. Anderzijds zou ook de productiviteit per uur verder terugvallen, om slechts voorzichtig te hernemen in de loop van volgend jaar.

In jaargemiddelden neemt de binnenlandse werkgelegenheid dit jaar bijzonder sterk toe (+100 000 personen), maar volgend jaar blijft de toename beperkt tot 39 000 personen. De werkgelegenheidsgraad[1] stijgt daardoor aanzienlijk, van 70,6 % in 2021 tot 72,4 % in 2023, ook al trekt de groei van de bevolking op arbeidsleeftijd aan door de instroom van Oekraïense vluchtelingen.

De binnenlandse werkgelegenheid zou – ondanks de coronaschok – op vier jaar tijd (periode 2020-2023) stijgen met 225 000 personen. In de marktsector zou de groei van de werkgelegenheid gemiddeld 1,2 % per jaar bedragen in die periode, terwijl de toegevoegde waarde slechts zou groeien met 0,9 % per jaar. Gezien de bijzonder zwakke groei van de productiviteit per hoofd in de pre-coronajaren (gemiddeld 0,2 % per jaar tijdens de periode 2016-2019), zou de productiviteit in België op acht jaar tijd dan niet zijn toegenomen.

Het jaar 2016 markeerde ook een keerpunt in de groei van de beroepsbevolking, die vanaf dan versnelde. Bij een bescheiden maar relatief constante groei van de bevolking op arbeidsleeftijd, kwam die versnelling volledig voor rekening van de stijgende activiteitsgraad. Die tendens werd verstoord door de uitbraak van de coronacrisis, die gepaard ging met een terugval van het arbeidsaanbod, vooral in de jongere leeftijdsklassen. Het herstel van de activiteitsgraden op die leeftijden was sindsdien echter bijzonder krachtig. Dat droeg ertoe bij dat de beroepsbevolking vorig jaar toenam met 53 000 personen en dit jaar nog sterker zou stijgen, met 84 000 personen, om volgend jaar terug te vallen op een toename van 43 000 personen.

De groei van de beroepsbevolking wordt dit jaar eveneens ondersteund door twee uitzonderlijke factoren. In de eerste plaats wordt vanaf december 2021 de registratie van vrij ingeschreven Waalse werkzoekenden ruimer ingevuld, wat de beroepsbevolking opwaarts vertekent (met zowat 11 000 personen bij de laatst beschikbare meting voor juli 2022). In de tweede plaats zorgt ook de komst van de Oekraïense vluchtelingen voor een positief effect op het arbeidsaanbod (van naar raming 12 000 personen tegen einde 2022). De impact van de vluchtelingen op de bevolking op arbeidsleeftijd is echter aanmerkelijk hoger (en wordt momenteel geraamd op 49 000 personen tegen einde 2022), wat zorgt voor een – tijdelijk – neerwaarts effect op de macro-economische activiteitsgraad.

De werkloosheid daalde bijzonder sterk in de loop van 2021, wat resulteerde in een jaargemiddelde afname van 33 000 personen. Aan die neerwaartse evolutie is in het tweede kwartaal van dit jaar een einde gekomen, al is de herneming van de werkloosheid dan veeleer toe te schrijven aan de hierboven vermelde schokken (gewijzigde registratie Waalse werkzoekenden en aanmelding Oekraïense vluchtelingen bij de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling). Beide hebben uitsluitend een impact op niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekenden, terwijl het aantal volledig uitkeringsgerechtigde werklozen verder afnam.

Tijdens de tweede helft van dit jaar en het eerste kwartaal van 2023 blijft de werkloosheid oplopen, maar nu speelt de afzwakkende werkgelegenheidsgroei daar een grotere rol in. De werkloosheid stabiliseert zich vrijwel in het tweede kwartaal van 2023, en neemt in steeds sterkere mate af tijdens de tweede jaarhelft. In jaargemiddelden daalt de werkloosheid dit jaar met 16 000 personen, maar herneemt licht in 2023 (+3 000 personen). De (administratieve) werkloosheidsgraad zou dit jaar terugvallen van 8,4 % tot 8 % en zich in 2023 stabiliseren. 

[1] De werkgelegenheidsgraad volgens de Europese definitie (leeftijdsklasse 20-64 jaar, EAK-cijfers).

  Beschikbare gegevens

None

  Thema's

  JEL

None

  Keywords

None


Please do not visit, its a trap for bots