Nieuws
Perscommuniqués
Colloquium
Laatste 5 gegevensbanken
Publicaties
Om de transparantie en informatieverstrekking te bevorderen, publiceert het FPB regelmatig de methoden en resultaten van zijn werkzaamheden. De publicaties verschijnen in verschillende reeksen, zoals de Vooruitzichten, de Working Papers en de Planning Papers. Sommige rapporten kunnen ook hier geraadpleegd worden, evenals de nieuwsbrieven van de Short Term Update die tot 2015 werden gepubliceerd. U kunt op thema, publicatietype, auteur en jaar zoeken.
De Belgische economie zou zich met een groei van 4,1 % in 2021 gedeeltelijk herstellen van de krimp met 6,2 % vorig jaar
De Belgische economie ging in de eerste helft van 2020 door een uitzonderlijk zware recessie als gevolg van de maatregelen die in binnen- en buitenland werden genomen in de strijd tegen de coronapandemie. In de meeste eurolanden is het economisch herstel in de tweede jaarhelft krachtiger gebleken dan verwacht. België tekende een jaargroei op van -6,2 % in 2020 (t.o.v. -7,4 % geraamd in september vorig jaar). Momenteel zetten heropflakkeringen van het virus een rem op het economisch herstel in de eurozone, maar de heropleving zou een tweede adem krijgen naarmate een groter deel van de bevolking gevaccineerd is. In 2021 zou de Belgische economie groeien met 4,1 % (t.o.v. 6,5 % in de septemberraming). De binnenlandse werkgelegenheid zou over beide jaren samen met 37 000 personen afnemen.
Zoals de wet van 21 december 1994 voorschrijft, heeft het Instituut voor de Nationale Rekeningen de cijfers van de economische begroting meegedeeld aan de minister van Economie. Deze macro-economische vooruitzichten houden enkel rekening met de maatregelen waarvan de modaliteiten met voldoende precisie gekend waren op 8 februari 2021.
De vooruitzichten presenteren de toekomstige evoluties in België, zowel in socio-economische, budgettaire en energiedomeinen als voor de transportvraag.
De economie van de eurozone werd in de eerste helft van 2020 hard getroffen door de coronapandemie. Na de versoepeling van de contactbeperkende maatregelen toonde ze zich – net als de rest van de wereldeconomie – veerkrachtig in het derde kwartaal. Nieuwe besmettingsgolven noopten de eurolanden evenwel tot het aanscherpen van de restricties, die in deze fase vooral de dienstensector treffen. Voor de eurozone als geheel viel de economische activiteit daardoor licht terug in het vierde kwartaal en zullen die inperkingsmaatregelen nog wegen op de activiteit in het eerste kwartaal van 2021. Het herstel zou opnieuw vaart krijgen in de lente, naarmate de vaccinatiecampagnes op kruissnelheid komen en het vertrouwen van de consumenten en de ondernemers vergroten. De eurozone zou in 2021 groeien met 4,4 %, na een krimp van 6,8 % in 2020. Deze vooruitzichten zijn omgeven met veel onzekerheid. In heel wat landen is het aantal besmettingen nog niet onder controle en kunnen leveringsproblemen het vaccinatietempo afremmen. Anderzijds kan niet uitgesloten worden dat, eens de pandemie onder controle is, het verdere herstel van de Europese economie krachtiger zou zijn dan momenteel wordt verwacht.
In de lente van 2020 werd de activiteit in grote delen van de Belgische economie teruggeschroefd of stilgelegd om het aantal besmettingen terug te dringen. De krimp van het bbp was het meest uitgesproken in het tweede kwartaal. Versoepelingen zorgden voor een fors economisch herstel in het derde kwartaal, maar nieuwe inperkingsmaatregelen belemmerden een verdere inhaalbeweging in het vierde kwartaal. In lijn met de overige eurolanden, zou het herstel van de Belgische economie ook in het eerste kwartaal van 2021 nog haperen, maar vervolgens weer op gang komen, aangedreven door de uitvoer en de particuliere consumptie. Op jaarbasis zou de Belgische economie hernemen met 4,1 % in 2021, na een krimp van 6,2 % vorig jaar.
In lijn met de buitenlandse afzetmarkten viel de Belgische uitvoer in 2020 terug met 6,5 % en zou die in 2021 hernemen met 4,7 %. Die ontwikkeling van de uitvoer leidt, in combinatie met die van de binnenlandse vraag, tot een daling van het invoervolume van 5,6 % in 2020, gevolgd door een stijging van 4,9 % in 2021.
Ondanks de omvang van de economische schok nam het reëel beschikbaar inkomen van de particulieren in 2020 nog licht toe (0,7 %), dankzij de steunmaatregelen van de overheid en de lage inflatie. Niettemin daalde de particuliere consumptie in 2020 met 7,7 % door de beperkte consumptiemogelijkheden en door het sterk aangetaste consumentenvertrouwen. Dankzij de heropening van de meeste handelszaken in december vorig jaar en ervan uitgaand dat de huidige maatregelen verder kunnen worden versoepeld tijdens de lente, zouden de particulieren weer een normaler consumptiepatroon volgen. De groei van hun consumptie (6,1 %) zou de toename van hun reëel beschikbaar inkomen (1,1 %) ruimschoots overtreffen. De gezinsspaarquote zou dit jaar dan ook terugvallen tot 16,3 %, na een forse stijging tot 20,3 % vorig jaar, maar boven het niveau van 2019 blijven. Dat wordt verklaard door de verwachte toename van de werkloosheid en door het feit dat sommige bestedingen nog een tijdje onmogelijk of onaantrekkelijk zullen blijven. De investeringen in woongebouwen vielen eveneens terug in 2020 (-8,9 %) en maken dat verlies gedeeltelijk goed in 2021 (+5,5 %).
De bedrijfsinvesteringen werden bijzonder hard getroffen en daalden vorig jaar met 10,1 %. De forse krimp van de economische activiteit tastte de rendabiliteit aan, terwijl de door de overheid voorziene financiële tegemoetkomingen het omzetverlies slechts gedeeltelijk compenseerden. Door de huidige onzekerheid en de lagere capaciteitsbezettingsgraad stellen ondernemingen hun investeringen uit, waardoor die in 2021 met slechts 1 % zouden hernemen.
De overheidsinvesteringen werden in de eerste helft van 2020 tijdelijk teruggeschroefd, waarna ze zich snel normaliseerden. Daardoor bleef hun terugval in 2020 beperkt tot 2,4 % en zorgt een niveau-effect voor een sterke volumegroei van 11,8 % in 2021. De volumegroei van de overheidsconsumptie versnelt van 1,4 % in 2020 tot 4,2 % in 2021 door fors hogere gezondheidszorguitgaven, nadat die vorig jaar terugvielen als gevolg van het uitstellen van niet-dringende ingrepen.
Het uitbreken van de coronacrisis ging gepaard met een onmiddellijk verlies van vooral kortlopende arbeidscontracten (interimarbeid, studentenarbeid en contracten van bepaalde duur in de horeca). Tijdens het tweede en het derde kwartaal van 2020 werd ook de meer reguliere werkgelegenheid in bescheiden mate getroffen, maar maakte de interim- en studentenarbeid een gedeelte van het verloren terrein goed, zodat de werkgelegenheid globaal licht steeg. Ook in het vierde kwartaal lijkt de werkgelegenheid te hebben standgehouden, al werd opnieuw meer een beroep gedaan op tijdelijke werkloosheid in een beperkt aantal bedrijfstakken.
Tussen het vierde kwartaal van 2019 en het vierde kwartaal van 2020 nam de werkgelegenheid af met 39 000 personen, wat beduidend minder is dan verwacht. Dat weerspiegelde zich bovendien slechts gedeeltelijk in oplopende werkloosheid (+16 000 personen) omdat de beroepsbevolking afnam tijdens de eerste helft van het jaar (o.a. door minder netto-immigratie en dalende
activiteitsgraden in de jongere leeftijdsklassen). Rekening houdend met gunstige startpunten eind 2019 bleef de jaargemiddelde daling van de werkgelegenheid beperkt tot minder dan 7 000 personen, terwijl de jaargemiddelde toename van de werkloosheid slechts 11 000 personen bedroeg. De (administratieve) werkloosheidsgraad steeg van 8,9 % in 2019 tot 9,1 % in 2020.
Ondanks het economisch herstel dreigt in 2021 bijkomend substantieel werkgelegenheidsverlies (-48 000 personen tussen het vierde kwartaal van 2020 en het vierde kwartaal van 2021). Ook in jaargemiddelden zou de afname van de totale werkgelegenheid (-30 000 personen) meer uitgesproken zijn dan in 2020. Bovendien vallen de oorzaken die een rem zetten op de groei van de beroepsbevolking weg, zodat de krimp in de werkgelegenheid nu ten volle tot uiting zal komen in oplopende werkloosheidscijfers. In jaargemiddelden zou de werkloosheid in 2021 dan ook aanzienlijk sterker toenemen (+48 000 personen) dan vorig jaar. De werkloosheidsgraad stijgt in 2021 tot 9,9 %.
De terugval in de economische activiteit tijdens de eerste helft van 2020 zorgde niet alleen voor een forse daling van de olieprijzen, maar ook voor lagere elektriciteits- en aardgasprijzen. Bijgevolg viel de consumptieprijsinflatie terug tot minder dan 1 % in de loop van 2020. Tijdens de tweede helft van het jaar werd de beperkte herneming van de energieprijzen deels gecompenseerd door een tragere groei van de prijzen voor verse voeding en door een lagere onderliggende inflatie. Daardoor hernam de inflatie nauwelijks en bedroeg ze vorig jaar gemiddeld 0,7 %.
Tijdens de eerste maanden van dit jaar zou de inflatie een duidelijke toename laten optekenen. Een aantrekkende onderliggende inflatie, hogere accijnzen op tabak en vooral het energieprijsverloop dragen daartoe bij. Gemiddeld zou de inflatie in 2021 uitkomen op 1,3 %. De groei van de gezondheidsindex, die minder sterk wordt beïnvloed door het olieprijsverloop en die geen rekening houdt met het prijsverloop van tabak, bedroeg gemiddeld 1 % in 2020 en zou dit jaar nauwelijks toenemen tot 1,1 %. De huidige spilindex (109,34) zou niet bereikt worden in 2021.
Verwante documenten
Beschikbare gegevens
Thema's
None
JEL
Keywords