Page Title

Publicaties

Om de transparantie en informatieverstrekking te bevorderen, publiceert het FPB regelmatig de methoden en resultaten van zijn werkzaamheden. De publicaties verschijnen in verschillende reeksen, zoals de Vooruitzichten, de Working Papers en de Planning Papers. Sommige rapporten kunnen ook hier geraadpleegd worden, evenals de nieuwsbrieven van de Short Term Update die tot 2015 werden gepubliceerd. U kunt op thema, publicatietype, auteur en jaar zoeken.

Stedelijke woondynamiek van de Belgische bevolking en haar gezinnen [ Working Paper 13-02 - ]

De woonpatronen van de elgen blijken voornamelijk beïnvloed door gezinsgrootte,leeftijd,inkomen,beroep,werk of school,diploma en nationaliteit.De hedendaagse woonpatronen van de elgische bevolking worden in hetgeen volgt onder de loep genomen. Ook de bevolkingsdynamiek over de laatste decennia wordt bestudeerd.Het markante aan deze studie is dat ze voor heel het land uitgevoerd werd,en bovendien de gemeente als ruimtelijke eenheid beschouwt.

  Auteurs

Danielle Devogelaer (A)
 
A : Auteur, C : Contribuant

  Publicatietype

Working Papers

De Working Paper presenteert een studie of analyse die het FPB op eigen initiatief uitvoert.

A.Bevolkingswoonpatronen

Een ‘stad’ kan zowel functioneel als conceptueel gedefinieerd worden. Als functionele afbakening gebruiken we de typologie van Van der Haegen (1996) waarbij een stadsgewest opgedeeld wordt naar kernstad, agglomeratie, banlieue en forensenwoonzone. Conceptueel zijn steden kristallisatiepunten van economische, technologische, demografische, culturele en politieke processen waarbinnen bewoners en bezoekers hun (dagelijks) leven proberen te leiden (wonen, werken, winkelen, sporten, uitgaan en zich verplaatsen). Steden zijn ruimtelijke structuren waarbinnen het aantal interacties gemaximaliseerd wordt terwijl de afstanden geminimaliseerd worden.

De ‘stad’ heeft echter de jongste decennia heel wat veranderingen doorlopen. De middeleeuwse voetgangersstad heeft plaats geruimd voor een uitgebreid, uitgespreid stadsgewest waar Belgische inwoners zowel voor dichtbevolkte steden kiezen als voor de groene rand waar de bevolkingsdichtheid aanzienlijk lager is. De ‘stad’ wordt dus een ‘stadsgewest’ waar de groene(re) gordel rond de stadskern functioneel sterk afhankelijk is van deze stadskern. In de literatuur vinden we dat verschijnsel terug onder de benaming ruimtelijke uitzaaiing (étalement urbain, urban sprawl).

De cijfers bewijzen dat ruimtelijke uitzaaiing ook in België voorkomt en dat de drie gewesten ermee te maken krijgen. Er wordt aangetoond dat de Belgische bevolking in 2001 geconcentreerd woont, maar de voorbije jaren (1970-2001) is er een duidelijk dalende tendens in woonconcentratie waar te nemen. Voor de steden veroorzaakt dat nieuws heel wat kopzorgen. Mobiliteitsproblemen, geluids- en parkeeroverlast en fiscale scheeftrekkingen zijn een greep uit de negatieve neveneffecten van ruimtelijke uitzaaiing. Dat actuele pijnpunt in de Belgische (en Europese) politiek vereist dan ook duidelijke beleidslijnen en aanbevelingen.

Ruimtelijke uitzaaiing gaat hand in hand met migraties of verhuizingen. In België verhuizen jaarlijks om en bij de 1.000.000 mensen (ongeveer 10 % van de bevolking). Verhuizingen worden sterk beënvloed door het stadium in de gezinslevenscyclus. Zo wonen kinderen (0-17) vooral in de banlieue. Wanneer ze wat ouder worden, verlaten ze het ouderlijk nest om zich te gaan vestigen in kernsteden waar onderwijs en werkgelegenheid worden aangeboden, samen met een ruime keuze aan ontspannings- en recreatiemogelijkheden. Adolescenten wonen een tijdje in de kernstad, alleen of met een partner. Wanneer ze echter aan gezinsuitbreiding denken, komen verhuisplannen op tafel. Jonge gezinnen zullen de kernstad inruilen voor de groene stadsrand. De forensenwoonzone of de banlieue wordt (opnieuw) opgezocht, met een duidelijke uitvalsroute naar de werkplaats van (één van) de partners. Wanneer vervolgens de kinderen het huis verlaten en/of de pensioengerechtigde leeftijd zich aandient, besluiten 65-plussers vaak hun ruime woonst in te ruilen voor een makkelijker te onderhouden flat in de (provinciale) binnenstad.

Huishoudensgrootte speelt eveneens een rol in de woonkeuze. Eenpersoons- en erg grote gezinnen (meer dan 5 personen) ondervinden de sterkste agglomeratietendensen. Ongeacht de leeftijd kiezen eenpersoonsgezinnen het meest voor de stad, terwijl kroostrijke gezinnen eerder gaan resideren in rurale gemeenten. Alleenstaanden kiezen voor de stad omwille van de nabijheid van werk of school, recreatiemogelijkheden, hoge beschikbaarheid van betaalbare (kleine) woningen, aanwezigheid van verzorgingsinstellingen voor de wat oudere alleenstaanden, ... Kroostrijke gezinnen kiezen voor landelijke gemeenten omdat wonen in de steden duur is en vaak niet aangepast is aan gezinnen met meer dan één kindje. De reden waarom rurale gemeenten dan meer grote gezinnen herbergen, heeft bovendien te maken met een verschillend voortplantingspatroon in deze gemeenten vergeleken met steden. Ook komen grote gezinnen relatief vaker voor in het zuidelijk landsdeel, mede omdat Wallonië meer landelijke gemeenten telt dan Vlaanderen.

Verdere analyse van de steden leert ons dat Belgische kernsteden voornamelijk bevolkt worden door lage inkomens, terwijl de wat meer welgestelde burgers voor de banlieue en de forensenwoonzones kiezen en dagelijks naar de stad pendelen om te gaan werken. Dat blijkt eveneens uit de analyse van de werkgelegenheid. Op Belgische bodem bestaat er immers een onderscheid tussen woon- en werkgemeenten. Een kleine 20 % van de Belgische gemeenten kan geclassificeerd worden als in hoofdzaak werkgemeente, terwijl de rest van de gemeenten een overwegend residentiële functie heeft. Andere opmerkelijke bevinding is dat het beroep dat men beoefent een niet onaanzienlijke invloed heeft op de plaats waar men wil/kan wonen. Landbouwers zullen bijvoorbeeld een erg diffuus woonpatroon vertonen, terwijl bedrijfsleiders en kaderleden agglomereren in slechts enkele residentiële gemeenten en villawijken.

Een andere variabele die de residentiële keuze van de Belg beïnvloedt, is het gevolgde type onderwijs en het behaalde diploma. De populatie die hoger onderwijs volgt, ondervindt de sterkste concentratietendensen, terwijl de lagere en middelbare schoolkinderen eerder diffuus verspreid wonen. Dit heeft te maken met de sterke concentratie van hoger-onderwijsinstellingen. Studenten uit het hoger onderwijs zullen een stek in de nabijheid van die instellingen proberen te betrekken, terwijl lagere onderwijsvormen een ruimere spreiding over het land kennen (afhankelijk van het gemeentelijk inwonersaantal). Voor afgestudeerden geldt volgende stelregel: hoe hoger het behaalde diploma, hoe sterker de agglomeratiekrachten. Universitairen en mensen die een buitenlands diploma behaald hebben, ondervinden de sterkste agglomeratietendensen en kennen hogere concentraties in (de buurgemeenten rond) de stad waar de alma mater zich bevindt (vb. Leuven, Namen, Luik, Louvain-la-Neuve).

Ook nationaliteit speelt een rol. Buitenlanders ondervinden een zeer sterke ruimtelijke concentratie. Toch is die de jongste jaren wat afgenomen. We kunnen drie typen buitenlanders onderscheiden, elk met specifieke residentiële woonpatronen. Een eerste klasse zijn de ‘hoge-inkomens-hoge-opleiding-buitenlanders’. Die groep vertoont een sterke residentiële voorkeur voor het Brusselse stadsgewest. Enkele jaren geleden bleek dat vooral de Brusselse groene rand te zijn (Kraainem, Tervuren, Sterrebeek, ...); de laatste jaren wordt er ook systematisch gekozen voor de Brusselse binnenstad. Een tweede groep zijn de ‘lage-inkomens-lage-opleiding-migranten’. In die groep vinden we meestal niet-eu-burgers terug. Hun verblijfplaatsen situeren zich vaak in de kernsteden en meer bepaald in enkele wijken of buurten. Een laatste groep buitenlanders zijn staatsburgers uit buurlanden (Nederland, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk) die net over de grens op Belgisch grondgebied zijn komen wonen. Hun woonpatronen zijn dan ook sterk geconcentreerd in die gemeenten die zich langs de landsgrenzen situeren, zoals bijvoorbeeld Raeren, Kelmis en Baarle-Hertog.

B.Vijf case studies

Wanneer we die bevindingen toepassen op de Belgische grootsteden (Brussel, Antwerpen, Gent, Luik en Charleroi), bekomen we volgende resultaten.

Brussel is het belangrijkste stadsgewest in termen van bevolkingsaantal. Bovendien is Brussel de enige stad van het lijstje van vijf die een bevolkingsaangroei op zijn conto kan schrijven. De Brusselse bevolking is het voorbije decennium met 0,55 % toegenomen. Ongeveer 17 % van de Belgische bevolking woont in het Brusselse stadsgewest op een oppervlakte van om en bij de 5 % van het Belgisch territorium. De bevolking bestaat voor een kleine 30 % uit buitenlanders, waaronder heel wat hoge functionarissen bij internationale organisaties, naast armere en vaak werkloze migranten. De leeftijdsstructuur van Brussel vormt een buitenbeentje. Van de vijf bestudeerde steden blijkt de jeugd het best vertegenwoordigd in Brussel. Ouderen daarentegen zijn er het slechtst vertegenwoordigd. Een mogelijke verklaring ligt in het Brussels bevolkingsbestand dat veel nationaliteiten verenigt, met een groot aantal allochtonen die gemiddeld gezien een jongere samenstelling hebben. Ouderen verlaten het Hoofdstedelijk Gewest in hoofdzaak omdat er relatief weinig rust- en verzorgingstehuizen zijn en omdat de natuurlijke aantrekkingskracht die uitgaat van het feit dat men dichtbij de werkplaats woont, verloren gaat. Verder hebben we vastgesteld dat Brussel een erg hoog aantal singles heeft: ongeveer één inwoner op vier woont alleen. Qua tewerkstelling blijkt uit onze berekeningen dat de zone Brussel de grootste werkgelegenheidspool van België is. Qua inkomens volgt het Brussels stadsgewest de algemene tendens van lage inkomens binnen de stadsmuren en hoge inkomens in de periferie. Op te merken valt evenwel dat in de Brusselse banlieue de allerhoogste inkomens het sterkst vertegenwoordigd zijn, wat gelinkt kan worden aan de residentiële wijken waar voornamelijk bedrijfsleiders en kaderleden resideren (hoofdzakelijk in het zuidoostelijk kwadrant van Brussel).

Het Antwerps stadsgewest is het tweede belangrijkste in termen van bevolking. Het kende echter het voorbije decennium een nieuwe dip in zijn bevolkingsbestand van om en bij de 4,5 %. Hierdoor past het perfect in het plaatje van ruimtelijke uitzaaiing. De meest recente berichten zijn echter weer wat hoopgevend. De laatste jaren kan er immers opnieuw een lichte stijging in het Antwerps inwonersaantal opgetekend worden (ongeveer 0,5 % bevolkingsaanwas). Wat de bevolkingssamenstelling betreft, kent Antwerpen een zeer sterke representatie van 65-plussers. De werkgelegenheid die deze stad biedt, behoort tot de top van het land.

Wat bij Gent vooral opvalt, is de sterke vertegenwoordiging van hoge inkomens buiten het stadscentrum. Een ander opvallend fenomeen is dat Gent, van de vijf grootsteden, de laagste bevolkingsdichtheid noteert. Dat is voor een groot deel toe te schrijven aan de aanzienlijke industriële activiteit rond het kanaal Gent-Terneuzen. Gent staat hoog genoteerd in de rangschikking van tewerkstelling. Qua buitenlanders sluit Gent het lijstje van vijf af. Slechts 7 % van de ‘Stroppendragers’ bezit een vreemde nationaliteit.

Luik kent de sterkste bevolkingsterugval van de vijf. Luik heeft een relatief grote vergrijzing die zich vooral in het stadscentrum en de agglomeratie manifesteert. De Luikse banlieue is oververtegenwoordigd aan zeer lage inkomens. Ongeveer 20 % van de Luikse bevolking bezit een vreemde nationaliteit. Ten slotte voert Luik de rangschikking aan in relatief aandeel alleenstaanden. Zomaar liefst één inwoner op vier woont alleen.

De positie van Charleroi valt vooral op door haar oververtegenwoordiging aan lage inkomens in praktisch alle geledingen van het stadsgewest. Meteen wordt hieraan toegevoegd dat hoge inkomens sterk ondervertegenwoordigd zijn in Charleroi. Het is zelfs zo dat het gemiddeld inkomen per Carolo één van de laagste van het land is (8 877,06 euro). Mogelijk kan een verklaring gezocht worden in de lage werk-woon-coëfficiënt van Charleroi. Volgens die berekening biedt Charleroi ongeveer net zoveel arbeids- als woonplaatsen aan. Een hoge werkloosheidsgraad is dan ook niet verwonderlijk. Charleroi verloor het voorbije decennium ongeveer 6 000 inwoners. Charleroi kent na Antwerpen de hoogste afhankelijkheidsgraad van de vijf, te wijten aan een relatief lage ontgroening en relatief hoge vergrijzing. Ongeveer één inwoner op vijf bezit een buitenlands paspoort.

  Verwante documenten

    None

  Beschikbare gegevens

None

Please do not visit, its a trap for bots