Nieuws
Perscommuniqués
Colloquium
Laatste 5 gegevensbanken
Publicaties
Om de transparantie en informatieverstrekking te bevorderen, publiceert het FPB regelmatig de methoden en resultaten van zijn werkzaamheden. De publicaties verschijnen in verschillende reeksen, zoals de Vooruitzichten, de Working Papers en de Planning Papers. Sommige rapporten kunnen ook hier geraadpleegd worden, evenals de nieuwsbrieven van de Short Term Update die tot 2015 werden gepubliceerd. U kunt op thema, publicatietype, auteur en jaar zoeken.
Overeenkomstig de wet van 21 december 1994 heeft het Instituut voor de Nationale Rekeningen de cijfers van de economische begroting meegedeeld aan de minister van Economie. Deze macro-economische vooruitzichten kaderen in de voorbereiding van de begroting voor 2015 en houden, zoals gebruikelijk, enkel rekening met de tot dusver gekende maatregelen.
De vooruitzichten presenteren de toekomstige evoluties in België, zowel in socio-economische, budgettaire en energiedomeinen als voor de transportvraag.
De groei van de wereldeconomie verzwakte de voorbije twee jaar, maar zou in 2014 en 2015 aan kracht winnen. De herneming wordt aangedreven door de Verenigde Staten, met een bbp-groei van resp. 2,5% en 3,1%, terwijl de groei in de opkomende economieën zich veeleer zou stabiliseren. Na twee jaren van negatieve bbp-groei wordt voor de eurozone een herneming verwacht van 1,1% in 2014 en 1,5% in 2015, dit tegen de achtergrond van de aantrekkende wereldhandel, een soepel monetair beleid en een begrotingsbeleid dat minder op de economische activiteit weegt dan in voorgaande jaren. De groeidynamiek van de eurozone wordt evenwel afgeremd doordat een aantal lidstaten nog steeds kampt met hoge schulden, kredietschaarste en hoge werkloosheid. Niettemin zou de economische groei in bijna alle eurolanden vanaf 2014 positief zijn (tegenover slechts de helft in 2013). Ook wat de samenstelling betreft zou de – tot nog toe vooral uitvoergeleide – herneming breder gedragen worden dankzij een geleidelijke versteviging van de binnenlandse vraag.
Bovenstaand scenario gaat gepaard met belangrijke risico’s. De inflatie in de eurozone is momenteel erg laag door onderbenutte productiecapaciteit en de appreciatie van de euro, waardoor een nieuwe ongunstige vraagschok zou kunnen uitmonden in deflatie. Tegenvallende economische groei of bezorgdheid over de Europese banksector kan de schuldencrisis in de eurozone opnieuw doen oplaaien. Ten slotte kampen een aantal opkomende economieën met rentestijgingen en kapitaalvlucht, o.m. door de verwachte normalisering van het Amerikaans monetair beleid. Dat verhoogt de onzekerheid over hun groeivooruitzichten en bijgevolg die van de wereldeconomie.
Na enkele kwartalen van negatieve groei zette de Belgische economische groei in het tweede kwartaal van 2013 een herstelbeweging in (0,2% op kwartaalbasis) dankzij een herneming van de uitvoer. De economische activiteit trok in de tweede jaarhelft verder aan met 0,3% per kwartaal tegen de achtergrond van de Europese conjunctuuropleving. Door een ongunstig startpunt bleef de jaargroei van het Belgisch bbp evenwel beperkt tot 0,2%. In 2014 en 2015 trekt de uitvoergroei verder aan en herneemt de binnenlandse vraag, na een daling in de voorbije twee jaar, wat resulteert in een bbp-groei van resp. 1,4% en 1,8%.
De Belgische uitvoergroei zou door de geleidelijke verbetering van de internationale conjunctuur aantrekken tot 2,3% in 2014 en tot 3,6% in 2015. Door de gelijktijdige versnelling van de invoervraag zou de netto-uitvoer in beide jaren slechts een licht positieve bijdrage leveren tot de economische groei (resp. 0,2 en 0,1 procentpunt). Samen met de lagere olieprijzen en de appreciatie van de euro tegenover een aantal andere munten, die ervoor zorgen dat de invoerprijzen minder stijgen dan de uitvoerprijzen, leidt dat tot een kleiner tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans.
De particuliere consumptie nam vorig jaar sterker toe dan het reëel beschikbaar gezinsinkomen. Door het geleidelijke herstel van het consumentenvertrouwen spaarden de gezinnen immers een kleiner deel van hun beschikbaar inkomen (14,9% t.o.v. 15,2% in 2012). Het consumentenvertrouwen is sinds eind 2013 niet meer verder gestegen, maar zou zich door de lichte verbetering van de arbeidsmarktsituatie kunnen handhaven. Een stabilisering van de (in historisch perspectief) reeds lage spaarquote is dan ook aannemelijk. Daardoor zou de particuliere consumptie in 2014 en 2015 toenemen met resp. 1,3% en 1,7%, wat in lijn is met de evolutie van het reëel beschikbaar inkomen. Het verbeterde consumentenvertrouwen, de stijging van de koopkracht en de lage hypothecaire rente maken ook een voorzichtig herstel van de woningbouw mogelijk. Die zou, na een jarenlange terugval, een groei van resp. 1,4% en 2,4% laten optekenen.
De bedrijfsinvesteringen hebben zich enigszins hersteld in de loop van 2013, maar niet voldoende om de terugval in de loop van 2012 te compenseren. Daardoor daalden ze op jaarbasis toch nog met 0,5% t.o.v. 2012. De toename van het ondernemersvertrouwen (o.a. dankzij verbeterde afzetperspectieven) en van de industriële capaciteitsbezettingsgraad (die zijn historisch gemiddelde heeft bereikt) doen de behoefte aan uitbreidingsinvesteringen toenemen. Bovendien lijken de kredietvoorwaarden voor ondernemingen al enige tijd te versoepelen. De bedrijfsinvesteringen zouden in 2014 en 2015 met resp. 2,6% en 3,4% toenemen.
Rekening houdend met alle gekende maatregelen zou de volumegroei van de overheidsconsumptie in 2014 en 2015 uitkomen op respectievelijk 1,1% en 0,8%. De evolutie van de overheidsinvesteringen wordt in belangrijke mate bepaald door infrastructuurwerken van de lokale overheid. Na een volumedaling van in totaal bijna 12% tijdens de periode 2013-2014, zouden de overheidsinvesteringen zich in 2015 enigszins herstellen met 3,8%.
De binnenlandse werkgelegenheid daalde jaargemiddeld met 9 700 personen in 2013. De verbeterende conjunctuur zou resulteren in een nettotoename van het aantal arbeidsplaatsen, die al bij al beperkt blijft tot 13 700 in 2014 en tot 34 300 in 2015 (resp. 0,3% en 0,8%). De arbeidsproductiviteit en de arbeidsduur maken immers een inhaalbeweging. Beide daalden tijdens de periode van laagconjunctuur en remden aldus het banenverlies af. Gegeven de evolutie van de beroepsbevolking, neemt het aantal werklozen (met inbegrip van de niet-werkzoekende uitkeringsgerechtigde volledig werklozen) dit jaar nog toe met 8 800 eenheden, maar volgend jaar zou hun aantal met 15 200 verminderen. De geharmoniseerde Eurostat-werkloosheidsgraad zou dalen van 8,5% in 2014 tot 8,3% in 2015.
De Belgische inflatie, gemeten aan de hand van het nationaal indexcijfer van de consumptieprijzen (NICP), vertraagde in 2013 tot 1,1% en zou in 2014 verder afkoelen tot 0,7%, dit tegen de achtergrond van dalende energieprijzen. Die zijn het gevolg van lagere prijsnoteringen op de termijnmarkten en van toegenomen concurrentie op de binnenlandse markt voor aardgas en elektriciteit. Bovendien werd in april 2014 de btw-voet op elektriciteit voor huishoudelijk gebruik verlaagd. Die factoren zouden ook in 2015 de inflatie afremmen, maar in geringere mate, terwijl de onderliggende inflatie zich jaargemiddeld zou stabiliseren. Daardoor zou de toename van het NICP in 2015 uitkomen op 1,1%.
De groei van de gezondheidsindex, die niet beïnvloed wordt door het prijsverloop van alcoholische dranken, tabak, benzine en diesel, zou resp. 0,7% en 1,2% bedragen. De huidige spilindex voor de overheidswedden en sociale uitkeringen (101,02) zou overschreden worden in december 2014. De volgende spilindex (103,04) zou niet overschreden worden in 2015
Verwante documenten
Beschikbare gegevens
Thema's
Overheidsfinanciën
Arbeidsmarkt
Macro-economische vooruitzichten en analyses
JEL
None
Keywords