Nieuws
Perscommuniqués
Colloquium
Laatste 5 gegevensbanken
Deze rubriek toont alle actualiteit m.b.t. het FPB, gaande van de meest recente studies, persberichten, en artikels tot aankondigingen van toekomstige publicaties, workshops, colloquia…
Bovenstaande HTML-versie van het communiqué bevat doorgaans niet alle informatie van de PDF-versie. Voor een volledige versie (met grafieken en tabellen), download het communiqué in PDF-formaat hieronder of in het kader 'PDF & downloads' rechtsbovenaan.
De voorliggende studie kadert in de debatten en de beschouwingen over de efficiëntie van de overheidssector. Om die efficiëntie te evalueren, dienen de prestaties op het vlak van geleverde diensten en de aangewende middelen vergeleken te worden. Deze studie behandelt een belangrijk aspect van de omvang van de overheidssector, namelijk de werkgelegenheid, zonder in te gaan op de performantie. Concreet beoogt de studie de omvang van de werkgelegenheid in de Belgische overheidssector te evalueren op basis van een internationale vergelijking.
In 2007 telt België 807 000 arbeidsplaatsen in de institutionele sector van de overheid, namelijk 142 000 arbeidsplaatsen in de subsector van de centrale overheid, 349 000 bij de gefedereerde entiteiten, 286 000 bij de lagere overheid en 30 000 in de wettelijke-sociale- verzekeringsinstellingen. In België omvat de overheidssector in hoofdzaak de overheid in strikte zin (425 000 banen) en het openbaar onderwijs (331 000 banen), maar in tegenstelling tot veel landen, geen banen uit de gezondheidszorg omdat die volledig valt onder andere institutionele sectoren.
De werkgelegenheid in de institutionele sector van de overheid bedraagt in België 18,5 % van de totale werkgelegenheid en is daarmee hoger dan het gemiddelde van zeventien OESO-lidstaten met een vergelijkbare economische ontwikkeling (17,4 %). Ten opzichte van de totale bevolking is de werkgelegenheid in de overheidssector in België (7,6%) daarentegen lager dan gemiddeld (8,6 %). De vergelijking van de werkgelegenheid wordt echter bemoeilijkt door de internationale organisatorische verschillen in de productie van diensten die onder de bevoegdheid van de openbare besturen vallen – zoals de gezondheidszorg. Om die moeilijkheden te vermijden, kan men zich baseren op het daartoe door de OESO ontwikkelde begrip ‘openbaar domein’. Het is een breed begrip dat zowel slaat op de overheidssector als op de marktproducenten, die, betaald door de overheid, goederen en diensten leveren aan de overheid zelf (onder meer diensten in onderaanneming) en aan de huishoudens (hoofdzakelijk gezondheidszorg). Werkgelegenheidsstatistieken die overeenstemmen met het ‘openbaar domein’ zijn momenteel echter niet beschikbaar. Daarom kan men enkel een vergelijking maken op basis van de productiekosten, die de volgende drie uitgavencategorieën van de overheidssector omvatten: de lonen, de aankoop van goederen en diensten en de sociale uitkeringen in natura (hoofdzakelijk publieke uitgaven voor gezondheidszorg ter financiering van hospitalen, artsen, geneesmiddelen, ...).
In 2007 bedragen de totale productiekosten van goederen en diensten van het ‘openbaar domein’ 22,2 % van het bbp in België. Ons land situeert zich daarmee boven het gemiddelde van de OESO-lidstaten met een vergelijkbare economische ontwikkeling (20,8 % van het bbp). Tussen 1995 en 2007 zijn de totale productiekosten van het ‘openbaar domein’ gestegen met 1,6 procentpunt van het potentieel bbp in België, terwijl deze voor het gemiddelde stabiel zijn gebleven. De analyse per functie toont dat België zich boven het gemiddelde bevindt in het domein van economische zaken, onderwijs en gezondheidszorg, en helemaal bovenaan voor het algemeen overheidsbestuur. België situeert zich op het gemiddelde voor openbare orde en veiligheid en onder het gemiddelde voor defensie en sociale bescherming.
Voor het totaal van de bezoldigingen van de overheidssector zonder gezondheidszorg, bekleedt België de derde plaats bovenaan (in procent van het bbp). Voor de aankoop van goederen en diensten zonder gezondheidszorg daarentegen, bevindt België zich op de op drie na laatste plaats, wat erop kan wijzen dat er minder een beroep wordt gedaan op onderaanneming.
De vergelijking van de werkgelegenheid stelt geen problemen voor de overheid in strikte zin, waarvan de activiteit (vrijwel) volledig afhangt van de overheidssector. In België bedraagt de werkgelegenheid bij de overheid in strikte zin in verhouding tot de totale bevolking 4 per 100 inwoners, of het hoogste aandeel onder de OESO-lidstaten met een vergelijkbare economische ontwikkeling, die gemiddeld 3 loontrekkenden per 100 inwoners hebben in 2006 (in aantal jaarlijks gewerkte uren, blijft de vaststelling onveranderd : 64 uren per inwoner in België tegenover gemiddeld 50 uren). In België nam die werkgelegenheid trouwens toe : tussen 1995 en 2006 steeg het aantal loontrekkenden per 100 inwoners er met 0,4, terwijl het gemiddelde met 0,1 daalde. In procent van de totale werkgelegenheid, bedraagt de werkgelegenheid bij de overheid in strikte zin 9,9 % in 2006, tegenover gemiddeld 6,2 % in de landen uit de vergelijking.
Binnen de overheid in strikte zin bedraagt het totaal van de bezoldigingen van de ‘zuivere’ overheidsdiensten (zonder defensie en openbare orde en veiligheid) 3,9 % van het bbp in België. Dat is meer dan bij de OESO-lidstaten met een vergelijkbare economische ontwikkeling, waar het gemiddelde 2,5 % van het bbp bedraagt in 2006. Tussen 1995 en 2006 noteert trouwens enkel België een stijging van het totaal van de bezoldigingen (met 0,3 procentpunt van het potentieel bbp, tegenover een daling van het gemiddelde met 0,3 procentpunt). Die positie bovenaan wordt verklaard door het aantal arbeidsplaatsen. Het gemiddeld loon (per werknemer) bij de overheid in strikte zin is minder hoog dan het gemiddelde. Dat verschil wordt misschien voor een deel verklaard door het geringer aantal 50-plussers bij de overheid in strikte zin in België (27,9 %) dan het gemiddelde (30,4 %). De aankoop van goederen en diensten (zowel in het geval van ‘zuivere’ overheidsdiensten als bij de andere functies) is daarentegen in België lager dan het gemiddelde. Dat bevestigt de trend dat er in ons land relatief minder een beroep wordt gedaan op onderaanneming.
De werkgelegenheidsgraad bij de overheid in strikte zin lijkt niet te worden beïnvloed door de bevolkingsgrootte van het land. De totale omvang van de bezoldigingen in de overheidssector zonder onderwijs en gezondheidszorg, lijkt daarentegen hoger naarmate de decentralisatiegraad van het land hoger is. Dat laatste blijkt ook uit de oorsprong van de toegenomen werkgelegenheid bij de overheid in strikte zin in België, die zich situeert bij de gefedereerde entiteiten en de lagere overheid en, in mindere mate, bij de sociale zekerheid. De werkgelegenheid bij de centrale overheid is daarentegen gedaald. Binnen de overheid in strikte zin telt de lagere overheid 198 000 arbeidsplaatsen, de centrale overheid 142 000 arbeidsplaatsen (waarvan 42 000 bij defensie), de gefedereerde entiteiten 56 000 arbeidsplaatsen en de sociale zekerheid 30 000 arbeidsplaatsen in 2007.
Verwante documenten
Beschikbare gegevens
Thema's
Overheidsfinanciën
Arbeidsmarkt
JEL
None
Keywords