Nieuws
Perscommuniqués
Colloquium
Laatste 5 gegevensbanken
De instelling
Het Federaal Planbureau (FPB) is een onafhankelijke instelling van openbaar nut. Het maakt studies en vooruitzichten over economische, sociale en milieubeleidskwesties. Ook wordt de integratie van die beleidskwesties in een context van duurzame ontwikkeling bestudeerd.
Het Federaal Planbureau en de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie hebben hun 'Demografische vooruitzichten' voor de volgende 50 jaar geactualiseerd. De bevolking van het Rijk stijgt van 11,2 miljoen inwoners in 2014 tot 11,9 miljoen in 2030 (+7%) en 13,1 miljoen in 2060 (+17%). Het aantal particuliere huishoudens stijgt op niveau van het Rijk van 4,8 miljoen in 2014 tot 5,3 miljoen in 2030 (+10%) en tot 5,9 miljoen in 2060 (+23%).
Deze resultaten zijn afhankelijk van de toekomstige evolutie van de vruchtbaarheid, het sterftecijfer, de interne en externe migraties en, voor de huishoudens, de evolutie van de verschillende samenlevingsvormen.
Deze publicatie wijdt ook een hoofdstuk aan de prospectieve sterftequotïenten, noodzakelijk om de transversale levensverwachting “van het moment” (transversale benadering) en de generationele levensverwachting (longitudinale benadering) te projecteren.
Het Federaal Planbureau heeft nieuwe vooruitzichten voor de wereldeconomie opgesteld aan de hand het NIME-model voor de periode 2013-2024. Die vooruitzichten voorspellen een beperkt economisch herstel tussen 2013 en 2016. In de loop van die periode zou de output gap van de eurozone geleidelijk verdwijnen onder invloed van de economische groei, hoewel de mondiale groei voornamelijk gedragen zou worden door landen die geen deel uitmaken van de EU, noch de Verenigde Staten of Japan. Op langere termijn zou de groei terugvallen als gevolg van een algemene vertraging van de productiviteitsgroei en door ongunstige demografische evoluties.
Merk op dat deze vooruitzichten niet gebruikt worden als inputs voor de korte- en middellangetermijnvooruitzichten van het Federaal Planbureau voor België. Die maken immers gebruik van internationale vooruitzichten van instellingen zoals de Europese Commissie, de OESO en het IMF.
De nieuwe vooruitzichten voor de wereldeconomie van het Federaal Planbureau tonen projectieresultaten voor de belangrijkste economische gebieden over de periode 2012-2020. De projectie steunt op een stabiel institutioneel kader binnen de Europese Unie en op het uitblijven van dermate strenge consolidatiemaatregelen dat ze de bbp-groei blijvend zouden beïnvloeden. In een dergelijk kader geeft de projectie voor de eurozone aan dat een matige groei van de finale binnenlandse vraag en een positieve netto-uitvoer een gematigde bbp-groei zouden teweegbrengen over de periode 2012-2020. De economie zou sneller groeien dan de potentiële productie, waardoor de output gap van de eurozone tegen 2017 zou zijn weggewerkt. Het verdwijnen van de output gap zou gepaard gaan met een terugval van de werkloosheidsgraad tot zijn pre-crisisniveau. Tegelijkertijd zouden de particuliere consumptieprijzen sneller stijgen en tegen 2020 een niveau bereiken dat verenigbaar is met de inflatiedoelstelling van de Europese Centrale Bank. De budgettaire consolidatiemaatregelen die in deze projectie gesimuleerd worden, zouden leiden tot primaire overschotten die een verlaging van de publieke schuldgraad in procent van het bbp mogelijk maken.
At the time of writing, and although certain segments of financial markets do not yet seem to have returned to their normal, pre‐global financial crisis, functioning, it appears that the wide‐spread and massive policy initiatives of the past year have managed to avert any systemic financial meltdown and limit the depth of the world‐wide recession. Indeed, monetary policy, financial policy, the fiscal stimulus plans that began to be implemented in 2009 and the simultaneous boost from countries’ automatic fiscal stabilisers, all managed to limit the scale of the downturn in real GDP and employment levels. The downturn is also thought to have been limited in OECD countries due to the unexpected resilience of GDP growth in emerging market economies such as China, Brazil and India, who helped to prop up OECD activity by helping to contain the decline in world trade.
In early 2010, policy has remained supportive on all fronts, fiscal, monetary and financial. However, with respect to fiscal policy in particular, after the massive public interventions of 2009, the time has come to look at the effects that these initiatives have had, both in terms of their support to the economy, but also in terms of their effects on countries’ budget deficits and debts and the exit strategies. A difficult balance must be struck between the necessary continued public support for the economy as long as output gaps and unemployment rates remain high, and the medium‐run adjustments to public deficit and debt trajectories.
The current scenario is one where governments withdraw public support from the economy gradually without compromising the recovery. Over the medium term, public deficits do not explode. Real GDP growth picks up as the private sector begins to drive the recovery. In the euro area, we see the emergence of structural current account surpluses. In the United States, there is low inflation and a rebalancing of the current account deficit. In Japan, unfavourable demographic trends lead to low GDP growth; furthermore, the country is projected to continue down a path of deflation throughout the projection period.
De wereldeconomie kreeg sinds augustus 2007 te kampen met een ernstige economische en financiële crisis. Welke hoop kunnen we hebben in de budgettaire relanceplannen nu de recessie een wereldwijd fenomeen is geworden? Zullen de in de VS en de eurozone besliste en geïmplementeerde relanceplannen adequaat blijken in het licht van de huidige systemische financiële crisis? Dit document voorziet een evaluatie van de doeltreffendheid van het budgettaire beleid en de huidige relanceplannen. Het geeft aan dat, alhoewel de budgettaire maatregelen ongetwijfeld nuttig zijn in het beperken van de schaal en de duur van de crisis, ze onvoldoende zullen blijken om een langdurige recessie gevolgd door matige heropleving te vermijden. Ten einde de doeltreffendheid van de relanceplannen te maximaliseren zouden deze moeten gepaard gaan met een soepel monetair beleid. Om de heropleving te versnellen en te ondersteunen zouden het budgettair en monetair beleid bovendien moeten aangevuld worden met maatregelen die de gezondmaking van de bancaire en financiële sectoren beogen.
Het Federaal Planbureau presenteert zijn nieuwe mondiale macro-economische projectie 2008-2015 in de publicatie "The NIME outlook for the World Economy" van augustus 2008. Het document bevat eveneens een thematische focus, gewijd aan de evolutie van de Amerikaanse residentiële vastgoedmarkt.
Het in deze mondiale projectie voorgestelde scenario werd opgesteld op basis van de gegevens over de mondiale economie die midden augustus 2008 beschikbaar waren. De gekozen internationale economische omgeving in de nieuwe Belgische economische vooruitzichten van 12 september 2008 is gebaseerd op meer recente internationale hypothesen, met name wat betreft de bbp-groei in de eurozone in 2008.
Onze scenario voorziet dat de bbp-groei in de eurozone 1,5 % zou bedragen in 2008 en slechts 1% in 2009. De economische groei zou gemiddeld 1,6 % bedragen in de periode 2008-2015, maar zou beperkt blijven door zowel de daling van de bevolking op arbeidsleeftijd als door de capaciteitsbeperkingen in de privé-sector. Deze aanbodbeperkingen zullen de monetaire autoriteiten ertoe aanzetten om de basisrente te verhogen. De bbp-groei in de VS zou dit jaar 1,8 % bedragen en zou op nauwelijks 2% uitkomen in de periode 2008-2015. De groei zou in 2011 vertragen omwille van het uitdoven van enkele belangrijke belastingverlagingen. In Japan zou de bbp-groei 1% bereiken in 2008, maar terugvallen tot 0,4 % in 2009. Het bbp zou aan een relatief traag tempo van gemiddeld 0,9 % groeien in de periode 2008-2015. De Japanse economische groei zou snel teruglopen door de vergrijzing van de bevolking en de daling van het arbeidsaanbod.
This August 2007 issue of the NIME Outlook for the World Economy presents a 2007-2013 macroeconomic projection for the major areas of the world. The outlook was produced using NIME, the Belgian Federal Planning Bureau’s macroeconometric world model. This issue includes a number of essential stochastic results relative to our new outlook, as well as an assessment of other less easily quantifiable risks that are currently seen to weigh on the outlook. The major technical assumptions behind the outlook and a brief description of the NIME model are presented in the appendix.
The January 2007 issue of the NIME Outlook for the World Economy presents a 2007-2013 macroeconomic projection for the major areas of the world. The outlook was produced using NIME, the Belgian Federal Planning Bureau’s macroeconometric world model. This issue also includes a number of essential stochastic results concerning the new world economic outlook. The major technical assumptions behind the outlook as well as a brief description of the NIME model are presented in the appendix.
The August 2006 issue of the NIME Outlook for the World Economy presents a 2006-2012 macroeconomic projection for the major areas of the world. The outlook was produced using NIME, the Belgian Federal Planning Bureau’s macroeconometric world model. This issue features a stochastic evaluation of its world economic outlook. The major technical assumptions behind the outlook as well as a brief description of the NIME model are presented in the appendix.
In this Working Paper, we describe how we used stochastic simulation to evaluate the risks surrounding the January 2006 nime Economic Outlook (neo) for the world economy. We summarise the main results by showing confidence intervals around the baseline projection as well as probabilities that certain events will occur. The results presented in this Working Paper are of an illustrative nature and do not constitute an update of the January 2006 nime Economic Outlook.
Over the 1995-2004 period, the evolution of stock market indices in the United States and Europe exhibited a distinct boom-and-bust pattern, rising dramatically during the second half of the 1990s and falling sharply at the turn of the century. These changes in asset prices affected household wealth and the financing cost of investments, so that the period of rising asset prices was also characterised by strong economic growth, while the period of falling asset prices saw weaker growth. As equity markets were largely driven by “irrational exuberance” in the second half of the 1990s, it is sometimes argued that, in order to foster a more balanced growth path, the monetary authorities in the United States and the euro area should have targeted changes in a price index which not only includes contemporaneous consumer prices but also asset prices.
In this Working Paper we assess the worldwide macroeconomic implications of an interest rate rule whereby the major central banks of the world target not only changes in the traditional consumer price index but also changes in asset prices. We do this by simulating the nime model over the 1995-2004 period with an interest rate rule similar to the well-known Taylor rule, but augmented for changes in asset prices.
In this Working Paper, we use the nime model to assess the macroeconomic effects of an oil price shock on the world economy. We start with an overview of the nime model, and a presentation of our modelling of oil price shocks. Next, we examine the effect of a permanent 25 per cent increase in the price of oil, under the assumption that the shock is caused by an increase in the mark-up of the oil price.
This Working Paper presents the 2005-2011 macroeconomic outlook for the major areas of the world. The outlook was produced using NIME, the Belgian Federal Planning Bureau’s (FPB) macroeconometric world model and builds on the Autumn 2004 short-term Economic Forecasts made by the European Commission for the year 2004. The Working Paper also features an assessment of the progress made towards the Lisbon goals for growth and employment in the euro area. The major technical assumptions of this outlook as well as a description of the NIME model are presented in an appendix to the Working Paper.
This Working Paper presents a medium-term macroeconomic outlook for the major economic areas of the world. The outlook was prepared using nime, the Belgian Federal Planning Bureau’s (fpb) macroeconometric world model. The Working Paper also features an assessment of the euro area’s progress towards the European Union’s Lisbon goals for growth and employment, a brief description of the nime model and an appendix outlining the major technical assumptions of this outlook.
This Working Paper presents a medium-term macro-economic outlook for the major economic areas of the world. The outlook is produced using nime, the Belgian Federal Planning Bureau’s macro-econometric world model. The Working Paper also features an assessment of the effects of a permanent 25 percent increase in the price of oil, a description of the nime model, and an appendix outlining the major technical assumptions of the outlook.
Each year, the Federal Planning Bureau (fpb) prepares a medium-term outlook for the Belgian economy with its macro-econometric hermes model. One of the key inputs of this exercise is a baseline scenario for the Belgian international economic environment, which includes an outlook for the output, imports, prices and financial variables of the major trading partners of Belgium. Traditionally, this international environment is based on the medium-term outlook presented by the European Commission in its Autumn Forecasts or the most recent available medium-term outlook of the Organisation for Economic Co-operation and Development (oecd).