Nieuws
Perscommuniqués
Colloquium
Laatste 5 gegevensbanken
De instelling
Het Federaal Planbureau (FPB) is een onafhankelijke instelling van openbaar nut. Het maakt studies en vooruitzichten over economische, sociale en milieubeleidskwesties. Ook wordt de integratie van die beleidskwesties in een context van duurzame ontwikkeling bestudeerd.
In de context van de aanzienlijke toename van het aantal begunstigden van de ziekte- en invaliditeitsverzekering in België in de afgelopen 20 jaar, beogen we een verklarend model voor arbeidsongeschiktheid te ontwikkelen. Op basis van SILC-gegevens identificeren en rangschikken we de effecten van verschillende factoren die van invloed kunnen zijn op de kans dat werknemers overgaan van het ene sociaal-economische statuut naar het andere, en in het bijzonder van en naar primaire arbeidsongeschiktheid en invaliditeit.
In het kader van de doorrekening van de verkiezingsprogramma’s zal het projectiemodel PROMES van het Federaal Planbureau worden ingezet om de budgettaire impact te berekenen van beleidsmaatregelen binnen het domein van de publieke gezondheidszorguitgaven. PROMES is een microsimulatiemodel dat gebruik maakt van administratie gegevens over uitgaven voor geneeskundige verzorging op individueel niveau. Het model laat toe om de impact van beleidsmaatregelen gericht op de totale uitgaven voor geneeskundige verzorging van de ziekte- en invaliditeitsverzekering of op specifieke uitgavengroepen te berekenen. Dit document schetst de kenmerken, structuur en simulatiemogelijkheden van het model. Ter illustratie van de werking van het model worden, naast de resultaten van het basisscenario, simulatieresultaten voor een voorbeeldmaatregel gepresenteerd.
PROMES (PROjecting Medical Spending) is een microsimulatiemodel ontwikkeld op het Federaal Planbureau in opdracht van en samenwerking met het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering. Het model heeft als doel de evolutie van de ZIV-uitgaven voor gezondheidszorg beter te begrijpen en te projecteren op korte en middellange termijn.
Deze paper introduceert een nieuw model om rekening te houden met niet-geobserveerde heterogeniteit in empirische modellen. Het model breidt het welbekende « latente klassen model » uit door gebruik te maken van de Johnson familie van verdelingen. Als gevolg van de grote variëteit aan vormen die deze verdelingen kunnen aannemen, legt ze niet de gebruikelijke a priori restricties op betreffende de aard van de gecombineerde verdelingen.
De ‘Economische vooruitzichten 2015-2020’ kondigen een groeiherstel van de Belgische economie aan. Die groei is nog relatief bescheiden (gemiddeld 1,5 % per jaar), maar zou gepaard gaan met een vrij sterke werkgelegenheidsgroei (gemiddeld bijna 34 000 jobs per jaar). Het economisch gewicht van de gezamenlijke overheid zou afnemen, o.m. in termen van werkgelegenheid, en samen met de daling van de rentelasten bijdragen tot de aanzienlijke vermindering van het overheidstekort, dat 1,1 % van het bbp zou bedragen in 2020.
Dit rapport vormt een bijdrage tot de voorbereiding van het nieuwe Stabiliteitsprogramma en van het nieuwe Nationaal Hervormingsprogramma (NHP). Het vermeldt de voornaamste resultaten van de voorlopige versie van de “Economische vooruitzichten 2015-2020” die in mei 2015 gepubliceerd zullen worden.
Deze paper beschrijft de modellen van de publieke uitgaven voor acute en langdurige gezondheidszorg die op het FPB werden ontwikkeld met het oog op de projecties van deze uitgaven op middellange en lange termijn. De acute zorguitgaven worden verklaard door het inkomen, de leeftijdssamenstelling van de bevolking, de werkloosheidsgraad en de medische technologische vooruitgang. Deze laatste variabele wordt benaderd door middel van twee indicatoren, met name het aantal goedkeuringen van nieuwe geneesmiddelen (op basis van Farmanet-gegevens) en van niet-farmaceutische producten (op basis van de Amerikaanse Food and Drug Administration). Op deze laatste indicator na hebben alle genoemde determinanten een kostenverhogend effect op de acute zorguitgaven. De langdurige zorguitgaven worden verklaard door het inkomen, het aandeel van ouderen in de totale bevolking en de levensverwachting van deze ouderen. De uitgaven worden positief beïnvloed door het inkomen en de vergrijzing, waarbij de impact van deze laatste geleidelijk opschuift naar de oudste leeftijdsgroep als gevolg van de toenemende levensverwachting.
Naar aanleiding van zijn 50-jarig bestaan gaf het Rijksinstituut voor Ziekte en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) aan het Federaal Planbureau de opdracht toe om een rapport op te stellen, met als doel de maatschappelijke betekenis van de gezondheidszorg en de publieke gezondheidszorgverzekering in kaart te brengen. We concentreerden ons daarbij op drie specifieke vragen. De eerste vraag luidt: wat heeft de gezondheidszorg bijgedragen aan de gezondheid van de bevolking? Bij gebrek aan voldoende gegevens over andere dimensies van de gezondheid, kijken we naar sterfte en levensverwachting. Twee verschillende benaderingen van de vraag leiden tot dezelfde conclusie: de uitbreiding van de gezondheidszorg heeft substantieel bijgedragen aan de verlenging van de levensduur. De tweede vraag betreft de economische betekenis van de gezondheidszorg. De toegevoegde waarde en de tewerkstelling van de bedrijfstakken menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening zijn tussen 1970 en 2012 sterk toegenomen, waardoor de gezondheidszorg een steeds belangrijker deel is geworden van de Belgische economie. De derde vraag betreft de impact van gezondheidszorg en de publieke gezondheidszorgverzekering op ongelijkheden in gezondheid en inkomen. Het blijkt onder meer dat er in België geen sociale ongelijkheid is in het gebruik van de huisarts, maar wel in dat van de specialisten, en dat een tamelijk groot aantal ouderen geconfronteerd met eigen bijdragen die hoger zijn dan 10% van het inkomen.
Deze Working Paper beschrijft de huidige versie van het HERMES, het macrosectoraal middellangetermijnmodel van het Federaal Planbureau. HERMES wordt gebruikt om op regelmatige basis middellangetermijnvooruitzichten voor de Belgische economie op te stellen. Naast de voornaamste macro-economische aggregaten (bbp, particuliere consumptie, buitenlandse handel, investeringen…), hebben die vooruitzichten tevens betrekking op arbeidsmarktaggregaten, gedetailleerde overheidsfinanciën, energieverbruik en broeikasgassen. Het HERMES-model wordt ook gebruik om de impact te berekenen van beleidsmaatregelen en externe schokken op de Belgische economie.
Terwijl het stijgende aandeel van de gezondheidsuitgaven als procent van het nationaal inkomen een welbekend en uitvoerig beschreven fenomeen is in de geïndustrialiseerde wereld, is het moeilijk om de effecten van de onderliggende kostendrijvers te kwantificeren. De grootste moeilijkheid is het vinden van geschikte proxies om de medisch-technologische innovatie te meten. Die laatste wordt beschouwd als een belangrijke determinant van de steeds toenemende gezondheidsuitgaven. De belangrijkste bijdrage van deze paper is het gebruik van data over goedgekeurde medische apparatuur en geneesmiddelen als indicatie voor de medisch-technologische vooruitgang. De effecten van deze variabelen op de totale reële gezondheidsuitgaven per hoofd worden geraamd aan de hand van een panelmodel voor 18 OESO-landen dat betrekking heeft op de periode 1981-2009. De resultaten bevestigen het aanzienlijk kostenverhogend effect van de medische technologie die minstens 50 % van de historische uitgavengroei kan verklaren. Het weglaten van de goedkeuringsvariabelen leidt tot een aanzienlijke opwaartse vertekening van de geraamde inkomenselasticiteit van de gezondheidsuitgaven en heeft een negatief effect op sommige modelspecificatietesten. Ondanks het totale positieve netto-effect van de technologie, is het effect van twee subgroepen van goedkeuringsvariabelen op de uitgaven duidelijk negatief. Die subgroepen kunnen als representatief voor ‘incrementele medische innovatie’ worden beschouwd, terwijl de positieve effecten betrekking hebben op ‘radicaal’ innovatieve farmaceutische producten en apparatuur. De resultaten zijn coherent met die uit andere studies die suggereren dat sommige nieuwe producten, ondanks hun hoge introductieprijs, uiteindelijk kostenbesparend kunnen zijn voor andere medische ingrepen.
Deze paper stelt een allocatiemodule voor van de consumptie van de Belgische gezinnen over 23 categorieën van goederen en diensten. We hebben een uitbreiding van het klassieke Almost Ideal Demand System geformuleerd en geschat. Het originele model is uitgebreid met de invoering van een dynamisch aanpassingsmechanisme en de toevoeging van demografische variabelen. Deze variabelen vangen verschuivingen in de consumptie patronen op die het gevolg zijn van veranderingen in de leeftijdsstructuur van de bevolking. Deze paper is een uitbreiding van vroeger werk (Willemé, 2008), meer bepaald wat betreft het aantal consumptiecategorieën en de allocatiestructuur.
Projections of use and supply of formal and informal carried out in Work Package 6 of the ANCIEN project show that if current patterns of care use and supply prevail, supply of care is likely to fall behind demand. This paper discusses the key policy implications of these findings. Meeting the required care capacity poses multifarious challenges for European welfare states, namely: how to limit the growing burden of LTC expenditure on social security or government budgets, especially in countries that rely heavily on formal care, and how to avoid an increased informal caregiver burden, while at the same time ensuring adequate care for disabled older persons. Technological advances could help close the care gap, by reducing the need for care and boosting the productivity of formal and informal care workers, or by lessening the need for care. As it is impossible to assess whether these efficiency gains will suffice to bridge the care gap, policies should anticipate an increasing care burden and plan accordingly for how to deal with its consequences.
This report presents results of projections of use and supply of long-term care for older persons in four countries representative of different long-term care systems: Germany, the Netherlands, Spain and Poland. Using a standardised methodology, the projections show that between 2010 and 2060, the numbers of users of residential care, formal home care and informal care are projected to increase in all countries, but at different rates. The results also indicate that if current patterns of care use and supply prevail, supply of informal and formal care is likely to fall behind demand. Measures to increase LTC capacity will be needed in all countries; the key policy implications of these findings are discussed in Policy Brief No. 12 in this series.
Dit rapport beschrijft de organisatie van het Belgisch stelsel voor langdurige zorg. Het is een gemengd stelsel met een uitgebreide zorgverlening door de overheid en een substantiële ondersteuning door de informele zorg, vooral door familie. Het huidig volume en de kwaliteit van de zorgverlening lijken toereikend, maar de toekomstige toename van het aantal zorgbehoevende bejaarden als gevolg van de vergrijzing tijdens de volgende twee decennia zal een ernstige uitdaging vormen, zowel op het vlak van formele en informele zorgcapaciteit als op financieel vlak.
In the health economics literature, it is customary to model total (private and public) aggregate health expenditures as a function of income, demographic ageing and a host of other variables. Private health expenditures are rarely modelled separately and if they are, the models are often based on individual data and limited to specific medical services such as physician visits. In this paper we specify a model of aggregate private health expenditures, embedded in a generalisation of Deaton & Muellbauer’s Almost Ideal Demand System (AIDS). The main advantage of specifying a complete demand system is that all household consumption decisions, including the ones about the use of health care services, are subject to the same budget restriction.
This paper presents a model of Belgian household consumption, with a focus on private health expenditures. To do so, we have formulated and estimated an extension of the classic Almost Ideal Demand System. The original model has been modified by introducing a dynamic adjustment mechanism and by the inclusion of demographic variables. These were expected to capture shifts in consumption patterns related to the changing age composition of the population. The results confirm the expected effects: the ageing of the population is likely to increase the share of private health expenditures (and consumer durables) in the household budget over the coming decades.
The Belgian Study Group on Ageing of the High Council of Finance, in its Annual Report, publishes the results of research on the budgetary and social effects of ageing. In this context, the Federal Planning Bureau, in its capacity as secretariat and main research body of the Committee, has in recent years been stepping up its efforts to deve lop models based on socioeconomic micro data. The results of one of these models, de signed to make short-term projections of poverty indicators, are presented in this paper.