Nieuws
Perscommuniqués
Colloquium
Laatste 5 gegevensbanken
De instelling
Het Federaal Planbureau (FPB) is een onafhankelijke instelling van openbaar nut. Het maakt studies en vooruitzichten over economische, sociale en milieubeleidskwesties. Ook wordt de integratie van die beleidskwesties in een context van duurzame ontwikkeling bestudeerd.
Ten behoeve van de economische vooruitzichten op korte en middellange termijn en van macro-economische arbeidsmarktbeleidsevaluaties volgt en modelleert Peter Stockman de ontwikkeling van de arbeidskosten in België en het beleid van de verschillende Belgische beleidsniveaus ten aanzien van brutolonen, werkgeversbijdragen en loonsubsidies. Hij volgt ook de sector van de huishoudelijke diensten die met dienstencheques gefinancierd worden.
In antwoord op een vraag van het kabinet van de Eerste Minister raamt dit rapport de netto terugverdieneffecten van de arbeidskostenverminderingen zoals beslist in het kader van de tax shift in de veronderstelling van een ex ante equivalente verhoging van de fiscale druk.
De ‘Economische vooruitzichten 2015-2020’ kondigen een groeiherstel van de Belgische economie aan. Die groei is nog relatief bescheiden (gemiddeld 1,5 % per jaar), maar zou gepaard gaan met een vrij sterke werkgelegenheidsgroei (gemiddeld bijna 34 000 jobs per jaar). Het economisch gewicht van de gezamenlijke overheid zou afnemen, o.m. in termen van werkgelegenheid, en samen met de daling van de rentelasten bijdragen tot de aanzienlijke vermindering van het overheidstekort, dat 1,1 % van het bbp zou bedragen in 2020.
Dit rapport vormt een bijdrage tot de voorbereiding van het nieuwe Stabiliteitsprogramma en van het nieuwe Nationaal Hervormingsprogramma (NHP). Het vermeldt de voornaamste resultaten van de voorlopige versie van de “Economische vooruitzichten 2015-2020” die in mei 2015 gepubliceerd zullen worden.
Overeenkomstig de wet van 21 december 1994 heeft het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) de cijfers van de economische begroting meegedeeld aan de minister van Economie. Volgens de gangbare procedure heeft het Federaal Planbureau (FPB) een voorstel van economische begroting voorgelegd aan het wetenschappelijk comité en aan de raad van bestuur van het INR. Laatstgenoemde keurt de definitieve cijfers goed en draagt de eindverantwoordelijkheid. Het wetenschappelijk comité heeft een gunstig advies uitgebracht over de economische begroting.
Het voorliggende document is het vierde zesmaandelijkse voortgangsrapport waarin het Federaal Planbureau (FPB) verslag uitbrengt over de monitoring van de relancestrategie die door de Federale regering in de zomer van 2012 werd opgestart.
Dit voortgangsverslag maakt een oplijsting van de maatregelen die opgevolgd worden en geeft een stand van zaken van de voortgang van uitvoering van die maatregelen (situatie op 30 juni 2014).
Deze Working Paper beschrijft de huidige versie van het HERMES, het macrosectoraal middellangetermijnmodel van het Federaal Planbureau. HERMES wordt gebruikt om op regelmatige basis middellangetermijnvooruitzichten voor de Belgische economie op te stellen. Naast de voornaamste macro-economische aggregaten (bbp, particuliere consumptie, buitenlandse handel, investeringen…), hebben die vooruitzichten tevens betrekking op arbeidsmarktaggregaten, gedetailleerde overheidsfinanciën, energieverbruik en broeikasgassen. Het HERMES-model wordt ook gebruik om de impact te berekenen van beleidsmaatregelen en externe schokken op de Belgische economie.
Deze vooruitzichten houden rekening met de jaaraggregaten die gepubliceerd werden in deel 2 van de Nationale rekeningen 2011 (‘Gedetailleerde rekeningen en tabellen’), alsook met de voornaamste aggregaten tot het tweede kwartaal van 2012.
De hypothesen in verband met de internationale omgeving zijn gebaseerd op recente consensusvooruitzichten (The Economist) en kwartaalramingen van de wereldgoederenhandel die opgesteld werden door het Nederlandse Centraal Planbureau. De evolutie van de financiële variabelen (wisselkoersen, rentevoeten, olieprijzen) werd afgeleid uit de verwachtingen van de financiële markten van eind augustus. De vooruitzichten voor België werden gegenereerd aan de hand van de jaar- en de kwartaalversie van het Modtrim-model, dat op het FPB werd ontwikkeld.
Deze vooruitzichten werden voltooid op 13 september 2012.
Deze vooruitzichten houden rekening met de jaaraggregaten die gepubliceerd werden in deel 2 van de Nationale rekeningen 2010 (‘Gedetailleerde rekeningen en tabellen’), alsook met de voornaamste aggregaten tot het derde kwartaal van 2011 en met de bbp-flashraming voor het vierde kwartaal.
De hypothesen in verband met de internationale omgeving zijn gebaseerd op recente consensusvooruitzichten (Consensus Economics) en kwartaalramingen van de wereldgoederenhandel die opgesteld werden door het Nederlandse Centraal Planbureau. De evolutie van de financiële variabelen (wisselkoersen, rentevoeten, olieprijzen) werd afgeleid uit de verwachtingen van de financiële markten van eind januari. De vooruitzichten voor België werden gegenereerd aan de hand van de jaar- en de kwartaalversie van het Modtrim-model, dat op het FPB werd ontwikkeld. Deze vooruitzichten werden voltooid op 9 februari 2012.
The distinction between the young and the elderly within low- and high-wage earning employment in HERMES, the FPB's medium-term macroeconomic model, enables the assessment of both age- and wage-related labour cost reduction policies.
Every three years, each EU Member State is required to set out its political priorities related to economic growth and job creation in a so-called National Reform Programme (NRP). The 2005-2008 programme prepared by the Belgian authorities proposes six lines of action for boosting growth and employment. For each of these lines of action, one or two quantitative objectives have been set out. In this working paper we compare the main macroeconomic objectives contained in the Belgian NRP with the results of the latest medium-term economic outlook produced by the Federal Planning Bureau. This no-policy-change scenario also serves as a baseline for analysing the effects on the main macroeconomic objectives of the government of a further reduction in social security contributions in order to ease the tax wedge on labour as foreseen in the NRP.
If unemployment benefits are indexed to gross wages and the replacement rate between unemployment benefits and net wages affects the wage rate, then cutting taxes falling on the supply of labour (personal income taxes or employees' social-security contributions) increases employment more than reducing taxes falling on the demand for labour (employers' social-security contributions).
Hoewel de verdeling van de loonkosten tussen brutolonen en werkgeversbijdragen anders is voor werkgevers- en werknemerbijdrageverminderingen, zijn in LABMOD die twee types bijdrageverminderingen op lange termijn equivalent in het geval van een exogene vervangingsratio (met de werkloosheidsvergoedingen impliciet geïndexeerd aan het nettoloon) en in het geval van prijsvaste werkloosheidsvergoedingen. Niet zo indien de werkloosheidsvergoedingen geïndexeerd zijn aan het brutoloon: dan is niet alleen de samenstelling van de loonkost anders maar scheppen werknemerbijdrageverminderingen meer werkgelegenheid omdat in dat geval de neerwaartse druk op de brutoloonvoet voor een bijkomende daling van de loonkost zorgt via de vervangingsratio
The distinction between the young and the elderly within low and high wage earning employment in HERMES, the FPB's medium-term macroeconomic model, enables the assessment of both age and wage related labour cost reducing policies. The age structure of salaried employment in each branch of activity is embedded in a three-stage mechanism. First, aggregate demand and the relative cost of labour to capital determine salaried employment. Next, relative wages allocate employment among three major labour categories: low-paid jobs, high-paid jobs and special-employment programmes. Finally, within each labour category relative wages allocate employment between the young (aged less than fifty) and the elderly (aged fifty or more).
Every three years, each EU member state is required to set out its political priorities related to economic growth and job creation in a so-called National Reform Programme ( NRP ). Gauged by the latest medium-term economic outlook produced by the Federal Planning Bureau, compliance with the main macroeconomic objectives contained in the Belgian NRP will still require sizable efforts, especially regarding the labour market. Furthermore, our analysis shows that reducing social security contributions in order to lower the tax wedge on labour as foreseen in the NRP , is efficient in increasing the employment rate, especially when targeted at low wage earners, but also that such policies have a negative effect on the objectives related to public finances and CO 2 emissions.
Onderhavige studie past in het kader van een terugkerend debat over de economische weerslag van een verschuiving van de fiscale en parafiscale druk met als doel de bevordering van de werkgelegenheid. Zij heeft meer bepaald betrekking op de macro-economische en budgettaire impact op korte en middellange termijn van verschillende formules ter vermindering van de sociale bijdragen (werkgevers of werknemers), enerzijds, en ter verhoging van andere soorten heffingen, anderzijds.
Toen in de loop van de jaren ’70 de werkloosheidscijfers in de meeste industrielanden hoog opliepen, werden talrijke studies gewijd aan de kosten die dit fenomeen met zich meebrengt voor het individu, de overheid, de economie en de gemeenschap.
The impact of the current personal income tax reform on wages, value added and production is assessed. When fully implemented and all feedback on the goods and factor markets is accounted for, the 2001 fiscal reform and the removal of the crisis surcharge tax will cut the personal income tax rate by 3.1 percentage points and the market-sector real wage by 1.7%-2.6%.
This paper assesses to which extent the policy of reducing employers’ social security contributions has increased market sector employment in 1995-2000. The analytical framework is a macroeconometric labour market model of the market sector that models added value, the employment of labour and capital, the setting of wages and prices, the matching of supply and demand on the labour market, and the dynamics that tie short-run behaviour to the steady state. The real wage cost depends on the wage gap, labour productivity, the replacement rate of unemployment benefits to the take home wage, and tensions on the labour market. The model comes in two versions. The ‘right-to-manage’ version links the wage cost to the unemployment rate; the ‘job-search’ version ties the wage cost to the unemployment-vacancy-ratio.
The medium-term outlook for Belgium points towards an average GDP growth rate of 2.2% during the 2006-2011 period, which is slightly higher than potential (2.0%). This pace of growth should follow a slowdown in economic growth in 2005 (1.5%) and a rebound in 2006 (2.4%). Economic growth in Belgium should remain slightly higher than in the euro area, on average.
Despite moderate wage increases, the average yearly growth rate for private consumption should reach 1.8% during the 2006-2011 period, in particular because of the increase in household disposable income (stimulated especially by reductions in personal income tax and increases in employment and social benefits). Investment growth should reach 2.5% during the 2006-2011 period, mainly reflecting the path of business investment growth, but also an acceleration in public investment at the end of the projection period. Growth in exports should be 5.4% on average and the contribution of net exports to GDP growth is expected to be 0.3%-points. The external surplus, which was strongly reduced between 2002 and 2005, should increase again after 2007 and attain 3.2% of GDP in 2011 (partly as a result of the improvement of the terms of trade). Limited increases in wage costs, the decline in oil prices after 2007 and a negative output gap until the end of the projection period, should allow the inflation rate to remain below 2% in the medium term.
The expected evolution of employment reflects a favourable macroeconomic context, a limited increase in wage costs and various policy measures. After the net creation of approximately 39,000 and 41,000 jobs in 2005 and 2006 respectively, about 35,000 jobs should be created every year during the 2007-2011 period. Between 2005 and 2011, industrial employment should fall by 30,000 persons, but the number of jobs created in market services should exceed 250,000. Nevertheless, in view of the strong increase in the labour force (mainly in the 50-64 age class) the fall in unemployment will be limited to 38,000 persons. The unemployment rate (broad administrative statistics) should fall from 14.3% in 2005 to 13.1% in 2011.
Under the assumption of constant policy, public accounts are expected to deteriorate markedly, with a net public financing requirement of 0.3% of GDP appearing in 2006, widening to 1.2% in 2007, before gradually falling to 0.3% by the end of the projection period. Nevertheless, the total public debt to GDP ratio is still expected to decline from 93.9% in 2005 to 78.0% in 2011.