Nieuws
Perscommuniqués
Colloquium
Laatste 5 gegevensbanken
Thema's
De studies van het FPB beslaan 11 hoofdthema’s: Arbeidsmarkt, Duurzame ontwikkeling, Energie, Internationale economie, Macro-economische vooruitzichten en analyses, Milieu-economische rekeningen en analyses, Overheidsfinanciën, Sectoralerekeningen en -analyses, Sociale bescherming, demografie en toekomstverkenning, Structurele Studiën, Transport.
In vergelijking met EU-landen zit België in de middenmoot op het vlak van de pensioenkloof tussen mannen en vrouwen. Ook is het geslachtsverschil bij 65-plussers zonder eigen pensioen groot in België, waarmee ons land op een vierde plaats staat in de EU. Ongelijkheden op de arbeidsmarkt verklaren de pensioenkloof, al kunnen pensioensystemen met een herverdelende werking deze verkleinen. Dat blijkt uit onderzoek van het Federaal Planbureau op vraag van de FOD Sociale Zekerheid in het kader van het Belgische voorzitterschap van de EU.
De genderpensioenkloof (GPG) en de genderpensioendekkingskloof (GPCG) zijn indicatoren van de ongelijkheid tussen vrouwen en mannen inzake pensioenen. Dit rapport bespreekt de omvang en evolutie van de GPG en GPCG in de landen van de EU. Ook worden zij beoordeeld op hun kwaliteit als indicatoren voor genderongelijkheid voor ouderen, en worden voorstellen voor mogelijke verbeteringen gedaan.
Omdat minimumregelingen (de minimumpensioenen en het minimumrecht per loopbaanjaar) en gelijkgestelde periodes overwegend ten goede komen aan gepensioneerde vrouwen, verkleinen ze de pensioenongelijkheid tussen mannen en vrouwen. Zonder minimumregelingen zou de pensioenkloof 37% bedragen in plaats van 31% en zonder gelijkgestelde periodes 43% in plaats van 31%. Dat blijkt uit een onderzoek van het Federaal Planbureau op basis van gegevens van 2017. Het onderzoek werd gefinancierd door de FOD Sociale Zekerheid.
Dit rapport toont dat de minimumregelingen (de minimumpensioenen alsook het minimumrecht per loopbaanjaar) en de gelijkgestelde periodes de pensioenongelijkheid tussen mannen en vrouwen verminderen. Als we veronderstellen dat er geen minimumregelingen bestaan, dan zou de pensioenkloof 37% bedragen in plaats van 31%. Veronderstellen we dat de gelijkgestelde periodes niet langer worden toegekend, dan zou de kloof 43% bedragen in plaats van 31%. De gelijkstelling deeltijds werk met behoud van rechten – één welbepaald type gelijkstelling – heeft een beperkte impact op de pensioenongelijkheid tussen mannen en vrouwen. Zonder deze gelijkstelling zou de pensioenkloof 0,4 procentpunt hoger liggen.
De wet van 21 mei 2015 heeft het Kenniscentrum Pensioenen opgericht. Het groepeert het geheel aan kennis over pensioenen dat beschikbaar is bij verschillende besturen, openbare instellingen en instellingen van openbaar nut.
Diezelfde wet heeft ook het Begeleidingscomité opgericht dat de kennis over pensioenen centraliseert en de werkzaamheden coördineert. Een vertegenwoordiger van het FPB zetelt in dat comité en het FPB verzekert het secretariaat ervan.
Het Kenniscentrum verleent technische ondersteuning aan het Nationaal Pensioencomité en aan de ministers bevoegd voor pensioenen. Daarnaast staat het Kenniscentrum in voor de (voornamelijk budgettaire) evaluatie van de reeds besliste hervormingen. Op verzoek van zijn gesprekspartners evalueert het ook voorstellen van maatregelen en hervormingen.
De budgettaire impact van pensioenhervormingen en voorstellen van pensioenhervormingen wordt geëvalueerd aan de hand van het MALTESE-model (en de randmodellen PENSION, MOSES en PUBLIC voor respectievelijk de pensioenen van de werknemersregeling, de zelfstandigenregeling en de overheidssector) (zie Financiële evolutie van de sociale bescherming).
De sociale impact van (toekomstige) pensioenhervormingen wordt gesimuleerd en geanalyseerd aan de hand van het MIDAS-model (zie Inkomensverdeling en armoede) en het EXPEDITION-model (zie Inkomensverdeling en armoede), waaronder meer specifiek het model REPLICA dat instaat voor de pensioenmodellering.